3 Een lokale krijgsheer

Uit Het Digitale Huis
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!

Circa 400 v. Chr


Rond 400 v.Chr. kreeg een lokale krijgsheer zijn laatste rustplaats bij het huidige Keizer Traianusplein. Hij werd begraven samen met zijn strijdwagen, de enige prehistorische strijdwagen die in Nederland gevonden is.

Beeld Keizer Trajanus op Keizer Trajanusplein

Nog ruim voordat de Romeinen hun eerste legerplaatsen inrichtten bij de steilrand langs de Waal was dit terrein al het domein van krijgshaftige lieden. Dat valt af te lezen aan de wapens – vooral speerpunten – die zijn teruggevonden in verscheidene graven met crematieresten uit de vijfde en vierde eeuw v.Chr. Ze waren onverbrand meegegeven met de botresten die de nabestaanden uit de brandstapel verzameld hadden. Zeker één van deze bijgezette mannen behoorde tot de regionale krijgerelite. Zijn graf bevatte behalve wapens ook paardentuig en onderdelen van een gedemonteerde tweewielige strijdwagen. Tijdens zijn leven moet hij goede connecties hebben gehad met Keltische tijdgenoten in de Ardennen of het Hunsrück-Eifelgebied. Daar waren zulke wendbare wagens, getrokken door twee paarden, een bekende verschijning in de strijd. Voor de trotse Nijmeegse bezitter was het paraderen met zijn statussymbool op het plateau langs de Waal wellicht al voldoende om indruk te maken op zijn aanhang.

Mogelijk was deze krijgsheer een rivaal van een andere regionale grootheid uit dezelfde periode, een man van wie de crematieresten in Overasselt gevonden zijn. Zijn urn was een bronzen emmer, die buiten Nederland vervaardigd is. Tijdens zijn leven zal die emmer als wijnvat een centrale rol gespeeld hebben bij het in stand houden van zijn sociale netwerk. Dat weten we van de drinkgelagen die de Keltische elite in zuidelijker streken aanrichtte. Het graf bevatte verder onder meer een bronzen drinknapje, ijzeren speer- of pijlpunten, paardentuig en een ijzeren (mantel)speld.

Aan de noordzijde van de Waal woonden rond 400 v.Chr. ook mensen, maar van hen zijn de overblijfselen minder krijgshaftig. Wapens zijn in de Betuwe niet als bijgift bekend, sieraden des te meer. Dat geldt ook voor Nijmegen-Noord. In een grafveldje op de kruising van de Turennesingel en de Laauwikstraat werd een fragment van een halsring aangetroffen in een kuiltje met crematieresten. Uit datzelfde grafveldje kennen we ook de excentriek aandoende ‘Man van Lent’, die niet gecremeerd maar begraven was. Hij had zijn bronzen oorringetje en vlechtringen nog naast zijn schedel liggen. Toch hangt ook over deze man geen vredige sfeer: dwars boven hem is iemand voorover begraven, met de linkerarm in de nek, alsof een fatale slag afgeweerd moest worden…


Bron: Peter van den Broeke, in: De Canon van Nijmegen, Uitgeverij Vantilt (Nijmegen 2009)


>> Ga terug naar de startpagina van de Canon van Nijmegen