5 De Romeinse steden

Uit Het Digitale Huis
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!

Circa 17 - 270 n. Chr.


Al voor het begin van de jaartelling werd Nijmegen dankzij zijn gunstige ligging een belangrijk centrum in het noorden van het Romeinse rijk. De Romeinen bouwden hier de nederzetting Oppidum Batavorum. Rond het jaar 17 liet keizer Tiberius er een monumentale godenpijler oprichten. Twee blokken daarvan zijn in Museum Het Valkhof te bewonderen.

Godenpijler

Al voor het begin van de jaartelling werd Nijmegen dankzij zijn gunstige ligging een belangrijk centrum in het noorden van het Romeinse rijk. De Romeinen bouwden hier de nederzetting Oppidum Batavorum. Rond het jaar 17 liet keizer Tiberius er een monumentale godenpijler oprichten. Twee blokken daarvan zijn in Museum Het Valkhof te bewonderen.

De stad Oppidum Batavorum (stad voor de Bataven), gelegen op en rond het Kelfkensbos, bestond in oorsprong uit lintbebouwing langs de weg die naar de versterking op het Kops Plateau voerde. Haaks op deze hoofdstraat waren diepe huispercelen aangelegd. Kleine steegjes ontsloten de achtererven. Aanvankelijk waren de huizen geheel uit hout en leem opgetrokken en voorzien van inpandige houten kelders. Omstreeks 40 n.Chr. werden de meeste huizen verbouwd. Ze werden groter en sommige kregen een dak gedekt met pannen. Ook werden lemen wanden voor het eerst voorzien van pleisterwerk waarop de bewoners naar de laatste mode muurschilderingen lieten aanbrengen. In ieder geval één gebouw, gelegen op het huidige St. Josephhof, kreeg een stenen fundering: de oudste van Nederland. In de stad woonden vooral immigranten: overheidsdienaren, maar ook kooplui en ambachtslieden. Er woonden ook Bataven, maar zij hebben waarschijnlijk zoveel Romeinse gewoonten overgenomen, dat ze zich nauwelijks onderscheidden van hun Romeinse of Gallische buren. In 69 brak de Bataafse opstand tegen de Romeinen uit. Het succes daarvan duurde maar kort. Nadat de Bataven bij Xanten door Romeinse troepen waren verslagen, staken zij Oppidum Batavorum in brand, om zich daarna terug te trekken in de Betuwe. Aldus de geschiedschrijver Tacitus, die ons deze gebeurtenissen heeft overgeleverd.

Toen de rust was hersteld, werd de stad niet meer herbouwd op dezelfde plek. De manschappen van het Tiende Legioen hielpen om twee kilometer naar het westen een nieuwe stad te bouwen, op de plek in Nijmegen-West waar nu het Waterkwartier ligt. Omstreeks 100 schonk keizer Traianus deze hoofdplaats stadsrechten én de naam Ulpia Noviomagus. Er verrezen grote gebouwen, zoals een forum, een openbaar badhuis en meerdere tempels. Pas na het midden van de tweede eeuw werd de stad omgeven met een stenen verdedigingsmuur en een diepe gracht. De bouw ervan had waarschijnlijk te maken met de onrust die was ontstaan in het noordwesten van het Romeinse rijk. Korte tijd na de bouw van de stadsmuur werd een groot deel van de stad platgebrand en niet meer herbouwd. Rond 270 werd de stad definitief verlaten en verplaatste de bewoning zich naar het centrum van Nijmegen. Op het Valkhof werd een versterking gebouwd waar soldaten en burgers zich in gevaarlijke tijden konden terugtrekken. Rond het midden van de vijfde eeuw werd de macht overgenomen door de Merovingers.


Bron: Mieke Smit & Katja Zee, in: De Canon van Nijmegen, Uitgeverij Vantilt (Nijmegen 2009)


>> Ga terug naar de startpagina van de Canon van Nijmegen