In Nijmegen liet Karel de Grote in 777 op de plek van de vroegere Romeinse versterking in het huidige Valkhofpark een palts optrekken. Zo’n palts bestond op de eerste plaats uit een paleis, maar kende ook gebouwen voor hofpersoneel en militairen. Het kon algauw om een paar honderd mensen gaan. Een kerk of kapel was een vast onderdeel van een palts. De belangrijkste gebouwen lagen meestal binnen een versterking. Buiten de palts bevonden zich boerderijen die de vorst en zijn gevolg van voedsel moesten voorzien. In het geval van Nijmegen lagen deze boerderijen verspreid over het hele Rijk van Nijmegen. Ook het Rijkswald tussen Nijmegen en Xanten hoorde erbij, vanwege de jacht en de bosbouw. Direct buiten de Nijmeegse palts, aan de oever van de Waal, lag een nederzetting. Hier woonden kooplieden, schippers, ambachtslieden en boeren. Over hun doen en laten is erg weinig bekend.
Vorsten waren in de middeleeuwen steeds op reis door hun rijk en zij verplaatsten zich met hun gevolg van de ene palts naar de andere. Daar bleven ze dan een aantal weken om met graven, militairen, ambtenaren en geestelijken uit de wijde omgeving de regeringszaken te bespreken. Naast Aken was Nijmegen een van de favoriete verblijfplaatsen van Karel de Grote. Maar hij trok ook langs andere paltsen, voerde oorlog tegen de Saksen in het oosten en de Saracenen in Spanje. Hij onderwierp het rijk van de Longobarden (Lombardije) en liet zich in het jaar 800 door de paus in Rome tot keizer kronen. Door dit laatste werd hij beschouwd als opvolger van de West-Romeinse keizers.
Lodewijk de Vrome, zoon en opvolger van Karel de Grote, hield nog regelmatig bijeenkomsten op de palts in Nijmegen. Na zijn dood werd het rijk onder zijn drie zonen verdeeld. Nijmegen en de rest van het huidige Nederland kwamen uiteindelijk onder het gezag van de koningen van het Oost-Frankische rijk, dat al spoedig ‘Duitsland’ zou gaan heten. In de middeleeuwen werd de koning van Duitsland gekozen. De Duitse koningen hadden van Karel de Grote het recht op de keizerstitel geërfd. Na hun verkiezing moesten ze naar Rome reizen om zich door de paus tot keizer te laten kronen. Zolang de koning geen keizer was, droeg hij de titel ‘Roomskoning’.
Koninklijke paltsen oefenden een grote aantrekkingskracht uit op de Noormannen, die vanaf de negende eeuw invallen deden in de gebieden langs de Noordzee. Niet alleen handelssteden als Dorestad moesten het ontgelden, maar ook andere plaatsen waar een rijke buit te verwachten was. In het najaar van 880 besloot een aantal Noormannen na een plundertocht langs de Rijn op de palts van Nijmegen een winterkamp op te slaan. In het voorjaar 881 vertrokken ze weer, nadat ze de gebouwen op het Valkhof platgebrand hadden. Vooral hierdoor zijn geen materiële resten bewaard van het Nijmeegse paleis van Karel de Grote en weten we niet hoe dat eruit heeft gezien. Na het vertrek van de Noormannen werd de palts herbouwd.