In Nijmegen waren verschillende soorten artsen aangesteld door de gemeente. Hieronder volgt een kort overzicht van de functies uit de 19e en begin 20e eeuw.
In 1816 worden twee stadsdoctoren door de lokale overheid gesalarieerd. In 1850 wordt één stadsdoctor samen met een vroedvrouw aangesteld voor de deskundige bijstand van barende vrouwen in respectievelijk de stad en de buitenwijken. Tot 1840 had de eerste stadsdoctor als stadsvroedmeester tevens de hoofdverantwoordelijkheid over de verloskunde. In 1840 komt er een aparte dokter in de verloskunde.
Van 1816 tot 1850 waren er in Nijmegen twee stadschirurgijns aangesteld en gesalarieerd.
De geneeskundige zorg kan van oorsprong als armenzorg beschouwd worden. Sinds 1899 kunnen de armen gebruik maken van de diensten van een oogheelkundige en sinds 1913 van een tandarts en een keel-, neus- en oorarts. Deze drie specialisten werken gemeentebreed.
Gemeente-artsen werden vanaf 1906 aangesteld en werden betaald uit de gemeentekas. De functies worden vervuld door twee artsen die al een armenpraktijk in Nijmegen hebben. Voor hun betrekking van gemeente-arts, respectievelijk plaatsvervangend gemeente-arts krijgen zij een extra jaarwedde. Hun taken zijn:
Bewerking van de resultaten van onderzoek, gedaan in de jaren 1994-1996, naar lokaal bestuur en gemeentelijke overheid in Nijmegen door Lisette Kuijper (Regionaal Archief Nijmegen, 2010)