Naast het gemeentelijk museum in de Mariënburgkapel komt er in de jaren dertig nog een tweede museum, het Belvoirmuseum. Ligt in het eerste museum de nadruk vooral op de kunsthistorische waarde van de tentoongestelde voorwerpen, in het Belvoirmuseum ligt het accent op het esthetische, op het "genieten van voorwerpen die getoond worden om der schoonheid wille".[1] De basis voor deze kunsttempel is een door de gemeenteraad geaccepteerd legaat van de kunstverzamelaar J.G.C. Verheyen van Estvelt-Just.
Ondanks een positief advies van 'de commissie gedenkstukken' accepteert de gemeente het legaat pas na veel vijven en zessen. Met name het college van Burgemeester en Wethouders schrikt terug voor de hoge kosten van een permanente expositie van de kunstvoorwerpen. Tussen het aanbieden en het in 1937 accepteren van het legaat verlopen meer dan twee jaar. Een stichting gaat zorg dragen voor het beheer van de verkregen collectie. Begin 1939 wordt een eerste expositie in het Belvoir geopend, in oktober van dat jaar is het museum gedwongen vanwege de 'internationale toestand' zijn poorten 'tijdelijk' te sluiten. Tijdens de bezetting wordt de stichting bij besluit van de Rijkscommissaris opgeheven.[2]
Bewerking van de resultaten van onderzoek, gedaan in de jaren 1994-1996, naar lokaal bestuur en gemeentelijke overheid in Nijmegen door Lisette Kuijper (Regionaal Archief Nijmegen, 2010)