Aanvankelijk is er in Nederland ten aanzien van het buitengewoon lager onderwijs slechts sprake van incidentele verordeningen. In 1967 wordt een meer algemene maatregel vastgesteld. Het buitengewoon lager onderwijs wordt dan onderverdeeld in twee soorten: scholen voor lichamelijk of geestelijk gehandicapten, waarbij 15 categorieën worden onderscheiden, en scholen voor kinderen wier ouders een trekkend bestaan leiden. Er komen onder meer scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (LOM-scholen), voor moeilijk lerende kinderen (MLK's), voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK's) en voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK's).[1] Zoals voor de oorlog is er ook na 1945 slechts één openbare school voor speciaal onderwijs. Deze school voor buitengewoon lager onderwijs (BLO), gesticht in de jaren twintig, wordt in de zeventiger jaren vervangen door een nieuwe school, een school voor moeilijk lerende kinderen (MLK) aan de Dingostraat.[2]
Bewerking van de resultaten van onderzoek, gedaan in de jaren 1994-1996, naar lokaal bestuur en gemeentelijke overheid in Nijmegen door Lisette Kuijper (Regionaal Archief Nijmegen, 2010)