Burgerrecht
Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!
Het burgerschap als gevolg van het burgerrecht moet, volgens oud-vaderlands recht, beschouwd worden als het resultaat van een overeenkomst tussen de stad die het burgerrecht verleent en de persoon die het burgerrecht ontvangt. Het oudste burgerboek van Nijmegen dateert uit 1337.
Burgerschap werd verkregen via koop en in bepaalde gevallen door schenking: iemand werd dan met het burgerschap vereerd. Het burgerrecht was vererfbaar. Buiten de stad gaan wonen maakte een eind aan het recht. Sinds 1591 – en decennia daarna – werd bijna uitsluitend aan belijders van de gereformeerde godsdienst het burgerrecht verleend. De burger genoot de bescherming van de stad en had het recht zijn beroep als zelfstandige uit te oefenen en lid te worden van een gilde. Hij kon functies bekleden in het bestuur van de stad en werd naar het recht van de stad berecht, ook bij strafbare feiten elders begaan. En hij had recht op steun. Opname in het Oud Burgeren Gasthuis of het Burger Kinderen Weeshuis stond slechts open voor burgers.
Daartegenover stonden de plichten: het betalen van belastingen en deelname aan de burgerwacht ter bescherming van de stad. Iedere nieuwe burger moest een lederen brandemmer leveren. Er was het kleinburgerrecht en het grootburgerrecht. Het eerste was voorwaarde voor verkrijging van het laatste. Het kleinburgerrecht was bedoeld voor hen die lid wilden worden van een gilde of anderszins in de stad werkzaam wilden zijn. Het grootburgerrecht was er voor hen die bij de uitoefening van hun beroep gebruik wensten te maken van de voorrechten op tollen, die andere steden of landen aan Nijmegen hadden verleend.
In 1810 werd het burgerrecht voor het laatst verleend. Het was sindsdien alleen nog van belang in geval iemand in het Oud Burgeren Gasthuis wilde worden opgenomen. Hiervoor bleef, tot 1990, het bezit van het burgerrecht verplicht.
Bronnen
Regionaal Archief Nijmegen, Wetenschappelijke correspondentie, inv.nr. 581-010 (1973-1986).