N.V. Concertgebouw De Vereeniging

Uit Het Digitale Huis
(Doorverwezen vanaf De Vereeniging)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!

{{#widget:imagewithlink|src=http://studiezaal.nijmegen.nl/HttpHandler//icoon.ico?icoon=13965321%7Curl=http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=236396"}}

Bron: Regionaal Archief Nijmegen

Concertgebouw De Vereeniging (1915)
Algemene gegevens
Naam : N.V. Concertgebouw De Vereeniging
Andere naam (namen):

{{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam1}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam2}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam3}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam4}}}]]|}}

Bestaansperiode: Beginjaar::1915 - Eindjaar::1961
Rechtsvorm: Rechtsvorm::
Voorganger(s):

{{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger1}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger2}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger3}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger4}}}]]|}}

Opvolger(s):

{{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger1}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger2}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger3}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger4}}}]]|}}

Hoger orgaan:

{{#if: | Hoger orgaan::|}}

Archief
{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126491949%7C Het archief van deze organisatie is in beheer bij het Regionaal Archief Nijmegen. De toegang met de beschrijving van de stukken is bereikbaar via deze link:
|}}

{{#if: | Vindplaats archief:|}}

{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126491949%7C Icoon archief.png
|}}{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126491949%7CNaar beschrijving archief|}}{{#if: | |}}

{{#if: Per circulaire van mei 1913 kondigde het bestuur van de 'Kunstvereeniging Nijmegen' zijn plannen aan om "Een nieuw concertgebouw, ingericht naar de eischen des tijds, op de plaats, waar thans het gebouw van de Sociëteit De Vereeniging is gevestigd te bouwen. Daartoe zouden het gehele aandelenbezit en de oprichtingsbewijzen tegen een aannemelijk bod van de tegenwoordige aandeelhouders der sociëteit 'De Vereeniging' worden overgenomen en ingebracht worden in een nieuwe Naamloze Vennootschap Concertgebouw de Vereeniging." (CDV, nr.2).

De oude sociëteit 'De Vereeniging' - gebouwd op het terrein Oranjesingel-Keizer Karelplein- -Groesbeekseweg, dat door de gemeenteraad op 7 mei 1881 aan de Amsterdamse architect L.A. Brouwer in erfpacht was uitgegeven (Verslag Gemeenteraadsvergadering, 1881) - zou aanvankelijk op de Hunnerberg verrijzen, een terrein dat door het afbreken van de vestingwerken was vrijgekomen. Dit 'Feestgebouw', later 'De Vereeniging' geheten, zou als buitensociëteit in de beginjaren de bestaande sociëteiten geenszins overvleugelen en had bovendien in de eerste jaren aan kinderziekten te lijden (Dongelmans, 1988). Zij verwierf zich binnen enkele jaren echter een positie in het stedelijk culturele leven, die later de afbraak en een nieuwbouw rechtvaardigde. De gemeenteraad had op 26 april van dat jaar op een verzoek van het bestuur besloten tot geldelijke steun aan de oprichting van dit concertgebouw. Hij verbond hieraan naast een aantal te stellen financiële zekerheden ook uitgebreide stringente voorwaarden over de medezeggenschap van de gemeente in de exploitatie van het gebouw en de tuin (CDV, inv.nr. 13) . Dit raadsbesluit werd 27 september 1913 enigszins gewijzigd en op 3 januari 1914 opnieuw herzien, waarbij onder meer een door B. en W. aan te wijzen vertegenwoordiger "het recht hebbe alle vergaderingen zoowel van het Bestuur der Vennootschap als van aandeelhouders bij te wonen en daarin een raadgevende stem uit te brengen,..." (CDV, inv.nr. 13) . De statuten werden goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 10 januari 1914 (CDV, inv.nr. 13).

Het bestuur gaf op 21 maart 1914 opdracht aan de Nijmeegse architect Oscar Leeuw tot "het afbreken van het oude en het bouwen van een nieuw concertgebouw. Wij verstaan onder deze opdracht: het maken van alle ontwerpen, teekeningen, details, revisieteekeningen, begrootingen, bestekken, beschrijvingen en het houden van toezicht bij de uitvoering....." (CDV, inv.nr. 54). De architect had met de omstandigheid rekening te houden, dat het oude gebouw zolang mogelijk in gebruik moest blijven; daarom kon voorlopig alleen met de achterbouw worden begonnen en pas op 10 mei 1914 met de afbraak zelf. De aannemer Smits uit Nijmegen ging echter zo voortvarend te werk, dat de grote zaal met wat lokaliteiten al begin februari 1915 gereed was.|

Algemene context

Per circulaire van mei 1913 kondigde het bestuur van de 'Kunstvereeniging Nijmegen' zijn plannen aan om "Een nieuw concertgebouw, ingericht naar de eischen des tijds, op de plaats, waar thans het gebouw van de Sociëteit De Vereeniging is gevestigd te bouwen. Daartoe zouden het gehele aandelenbezit en de oprichtingsbewijzen tegen een aannemelijk bod van de tegenwoordige aandeelhouders der sociëteit 'De Vereeniging' worden overgenomen en ingebracht worden in een nieuwe Naamloze Vennootschap Concertgebouw de Vereeniging." (CDV, nr.2).

De oude sociëteit 'De Vereeniging' - gebouwd op het terrein Oranjesingel-Keizer Karelplein- -Groesbeekseweg, dat door de gemeenteraad op 7 mei 1881 aan de Amsterdamse architect L.A. Brouwer in erfpacht was uitgegeven (Verslag Gemeenteraadsvergadering, 1881) - zou aanvankelijk op de Hunnerberg verrijzen, een terrein dat door het afbreken van de vestingwerken was vrijgekomen. Dit 'Feestgebouw', later 'De Vereeniging' geheten, zou als buitensociëteit in de beginjaren de bestaande sociëteiten geenszins overvleugelen en had bovendien in de eerste jaren aan kinderziekten te lijden (Dongelmans, 1988). Zij verwierf zich binnen enkele jaren echter een positie in het stedelijk culturele leven, die later de afbraak en een nieuwbouw rechtvaardigde. De gemeenteraad had op 26 april van dat jaar op een verzoek van het bestuur besloten tot geldelijke steun aan de oprichting van dit concertgebouw. Hij verbond hieraan naast een aantal te stellen financiële zekerheden ook uitgebreide stringente voorwaarden over de medezeggenschap van de gemeente in de exploitatie van het gebouw en de tuin (CDV, inv.nr. 13) . Dit raadsbesluit werd 27 september 1913 enigszins gewijzigd en op 3 januari 1914 opnieuw herzien, waarbij onder meer een door B. en W. aan te wijzen vertegenwoordiger "het recht hebbe alle vergaderingen zoowel van het Bestuur der Vennootschap als van aandeelhouders bij te wonen en daarin een raadgevende stem uit te brengen,..." (CDV, inv.nr. 13) . De statuten werden goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 10 januari 1914 (CDV, inv.nr. 13).

Het bestuur gaf op 21 maart 1914 opdracht aan de Nijmeegse architect Oscar Leeuw tot "het afbreken van het oude en het bouwen van een nieuw concertgebouw. Wij verstaan onder deze opdracht: het maken van alle ontwerpen, teekeningen, details, revisieteekeningen, begrootingen, bestekken, beschrijvingen en het houden van toezicht bij de uitvoering....." (CDV, inv.nr. 54). De architect had met de omstandigheid rekening te houden, dat het oude gebouw zolang mogelijk in gebruik moest blijven; daarom kon voorlopig alleen met de achterbouw worden begonnen en pas op 10 mei 1914 met de afbraak zelf. De aannemer Smits uit Nijmegen ging echter zo voortvarend te werk, dat de grote zaal met wat lokaliteiten al begin februari 1915 gereed was. |}}

{{#if: Op 6 februari 1915 had de opening plaats, waarmee "eer is ingelegd en het Bestuur de meest mogelijke satisfactie van zijn werk heeft gekregen" (CDV, inv.nr. 43). In 1961 ging de gemeente over tot aankoop van alle aandelen. Het zwaartepunt van het Bestuur lag bij de aandeelhouders, die in hun vergaderingen -tweemaal per jaar- de leden van de Raad van Bestuur kozen. De Raad van Bestuur legde financiële verantwoording af aan de aandeelhouders, maar moest voor alles wat hij deed tevoren toestemming aan de gemeente vragen. De Raad van Bestuur stelde de pachter, vanaf 5 juni 1937 direkteur geheten, aan, die de verantwoording had voor de direkte exploitatie en voor het personeel. Hij contracteerde de toneelgezelschappen, de orkesten, de revuegezelschappen, enz., waarbij eventuele tekorten voor zijn rekening waren. Hij was verantwoordelijk voor de buffetexploitatie en voor alles wat daarmee samenhing. Hij deed ook voorstellen voor extra evenementen en voor verbeteringen in de explotatie. De direkteur kreeg een percentage van de winst. De aandeelhouders hadden via hun aandelen voorkeursrecht bij het bespreken van zitplaatsen. Daarnaast werden abonnementskaarten uitgegeven, waarbij de direkteur moest beoordelen of van de persoon die zich als lid aanmelde "standing en moraliteit zodanig zijn, dat zij vanzelfsprekend gaarne als lid worden aangenomen" (CDV, inv.nr. 45). Degenen die door hem afgewezen waren konden in beroep gaan bij de Raad van Bestuur. Aan de gestelde regels voor lidmaatschap, buitenleden en introducé's werd streng de hand gehouden.

De exploitatie werd door een vaste accountant nauwkeurig in het oog gehouden. Van hem werd niet alleen een boekhouding met viermaal per jaar een uitvoerig verslag over de stand van zaken en maandelijkse likwiditeitsrapporten verlangd, maar ook "een waarschuwing als z.i. de zaak ergens scheef begint te lopen" (CDV, inv.nr. 43). De pogingen van verschillende zijden om op onderdelen van de exploitatie samen te werken, werden konsekwent afgewezen of werden na enige tijd weer beëindigd (CDV, inv.nr. 9). Na de opening op 6 februari 1915 werd het gebouw vele malen op onderdelen verbouwd, aangepast en verbeterd. Reeds in 1928 werden serieus de eerste plannen voor de aanbouw van een schouwburg ter hand genomen, die in de tweede helft van de jaren dertig weer bleven rusten, maar in de oorlog opnieuw werden bestudeerd om vlak na de bevrijding langdurig een rol te blijven spelen (CDV, inv.nrs. 6-7). Uiteindelijk werd door het stadsbestuur een schouwburg afzonderlijk gebouwd, waarvan de opening op 8 april 1961 plaatsvond (Dongelmans, 1986).

Vanzelfsprekend had de oorlog 1940-1945 ook op de exploitatie een ongunstige invloed en zouden de gevechten bij de luchtlanding in september 1944 het gebouw zwaar beschadigen; het heeft "in die dagen circa 10 voltreffers" gehad (CDV, inv.nr. 46). Op 10 februari 1944 werd het gebouw door de Duiters gevorderd, dat in het vorderingsbevel omschreven staat te bestaan uit foyer, biljartzaal, alle keukeninrichtingen met kelderruimten, direkteurswoning en bestuurkamer (CDV, inv.nr. 186). Op 22 september 1944 werd het door de geallieerden gevorderd, hetgeen bepaald geen verbetering was. De direkteur vertelde hierover in een bestuursvergadering, dat er veel vernield en gestolen was en dat hij allang geen baas meer in eigen huis was; controle kon hij niet meer uitoefenen(CDV. inv.nr. 46). Op 13 januari 1946 werd een gedeelte van het gebouw, de grote concertzaal, door de geallieerden vrijgegeven (CDV, inv.nr. 187). Op 19 februari werd opnieuw een gedeelte vrijgegeven en op 30 juli 1946 het hele gebouw (CDV, inv.nr. 187).

Talloos zijn de evenementen, die in de loop der jaren binnen het gebouw plaats vonden. Niet alleen orkesten als het Concertgebouworkest onder leiding van de beroemde Mengelberg (CDV, inv.nr. 361) en andere orkesten met een klassiek repertoire zoals de Arnhemse Orkest Vereniging met een Beethovencyclus (CDV, inv.nr. 359) traden er op, maar ook werden ensembles aangetrokken, die entertainement brachten zoals The Ramblers, het dansorkest van Louis Bannet en vele anderen. Veel gerenommeerde toneelgezelschappen heeft het onder zijn dak gehad; om er enkele te noemen; Commedia uit Amsterdam, Het Residentie Toneel, Het Amsterdams Rotterdams Toneelgezelschap. Spelers als Van Dalsum, Cees Laseur, Ko Arnoldi traden er op, bekende caberetiers als Toon Hermans, Wim Kan en Wim Sonneveld hebben er vele malen gespeeld. De Bouwmeester Revue, René Sleeswijk, het Ruysensemble en opera en operettegezelschappen waren vaste bespelers (CDV, inv.nrs. 207-329). Ook de gemeente maakte gebruik van de Vereeniging voor officiële gelegenheden, zoals de huidiging van burgermeester F.A.M. van Schaeck Mathon bij zijn zilveren ambsjubileum in 1923 en bij de viering van het 700-jarig bestaan van de stad (CDV, inv.nrs. 358, 411)|

Geschiedenis

Op 6 februari 1915 had de opening plaats, waarmee "eer is ingelegd en het Bestuur de meest mogelijke satisfactie van zijn werk heeft gekregen" (CDV, inv.nr. 43). In 1961 ging de gemeente over tot aankoop van alle aandelen. Het zwaartepunt van het Bestuur lag bij de aandeelhouders, die in hun vergaderingen -tweemaal per jaar- de leden van de Raad van Bestuur kozen. De Raad van Bestuur legde financiële verantwoording af aan de aandeelhouders, maar moest voor alles wat hij deed tevoren toestemming aan de gemeente vragen. De Raad van Bestuur stelde de pachter, vanaf 5 juni 1937 direkteur geheten, aan, die de verantwoording had voor de direkte exploitatie en voor het personeel. Hij contracteerde de toneelgezelschappen, de orkesten, de revuegezelschappen, enz., waarbij eventuele tekorten voor zijn rekening waren. Hij was verantwoordelijk voor de buffetexploitatie en voor alles wat daarmee samenhing. Hij deed ook voorstellen voor extra evenementen en voor verbeteringen in de explotatie. De direkteur kreeg een percentage van de winst. De aandeelhouders hadden via hun aandelen voorkeursrecht bij het bespreken van zitplaatsen. Daarnaast werden abonnementskaarten uitgegeven, waarbij de direkteur moest beoordelen of van de persoon die zich als lid aanmelde "standing en moraliteit zodanig zijn, dat zij vanzelfsprekend gaarne als lid worden aangenomen" (CDV, inv.nr. 45). Degenen die door hem afgewezen waren konden in beroep gaan bij de Raad van Bestuur. Aan de gestelde regels voor lidmaatschap, buitenleden en introducé's werd streng de hand gehouden.

De exploitatie werd door een vaste accountant nauwkeurig in het oog gehouden. Van hem werd niet alleen een boekhouding met viermaal per jaar een uitvoerig verslag over de stand van zaken en maandelijkse likwiditeitsrapporten verlangd, maar ook "een waarschuwing als z.i. de zaak ergens scheef begint te lopen" (CDV, inv.nr. 43). De pogingen van verschillende zijden om op onderdelen van de exploitatie samen te werken, werden konsekwent afgewezen of werden na enige tijd weer beëindigd (CDV, inv.nr. 9). Na de opening op 6 februari 1915 werd het gebouw vele malen op onderdelen verbouwd, aangepast en verbeterd. Reeds in 1928 werden serieus de eerste plannen voor de aanbouw van een schouwburg ter hand genomen, die in de tweede helft van de jaren dertig weer bleven rusten, maar in de oorlog opnieuw werden bestudeerd om vlak na de bevrijding langdurig een rol te blijven spelen (CDV, inv.nrs. 6-7). Uiteindelijk werd door het stadsbestuur een schouwburg afzonderlijk gebouwd, waarvan de opening op 8 april 1961 plaatsvond (Dongelmans, 1986).

Vanzelfsprekend had de oorlog 1940-1945 ook op de exploitatie een ongunstige invloed en zouden de gevechten bij de luchtlanding in september 1944 het gebouw zwaar beschadigen; het heeft "in die dagen circa 10 voltreffers" gehad (CDV, inv.nr. 46). Op 10 februari 1944 werd het gebouw door de Duiters gevorderd, dat in het vorderingsbevel omschreven staat te bestaan uit foyer, biljartzaal, alle keukeninrichtingen met kelderruimten, direkteurswoning en bestuurkamer (CDV, inv.nr. 186). Op 22 september 1944 werd het door de geallieerden gevorderd, hetgeen bepaald geen verbetering was. De direkteur vertelde hierover in een bestuursvergadering, dat er veel vernield en gestolen was en dat hij allang geen baas meer in eigen huis was; controle kon hij niet meer uitoefenen(CDV. inv.nr. 46). Op 13 januari 1946 werd een gedeelte van het gebouw, de grote concertzaal, door de geallieerden vrijgegeven (CDV, inv.nr. 187). Op 19 februari werd opnieuw een gedeelte vrijgegeven en op 30 juli 1946 het hele gebouw (CDV, inv.nr. 187).

Talloos zijn de evenementen, die in de loop der jaren binnen het gebouw plaats vonden. Niet alleen orkesten als het Concertgebouworkest onder leiding van de beroemde Mengelberg (CDV, inv.nr. 361) en andere orkesten met een klassiek repertoire zoals de Arnhemse Orkest Vereniging met een Beethovencyclus (CDV, inv.nr. 359) traden er op, maar ook werden ensembles aangetrokken, die entertainement brachten zoals The Ramblers, het dansorkest van Louis Bannet en vele anderen. Veel gerenommeerde toneelgezelschappen heeft het onder zijn dak gehad; om er enkele te noemen; Commedia uit Amsterdam, Het Residentie Toneel, Het Amsterdams Rotterdams Toneelgezelschap. Spelers als Van Dalsum, Cees Laseur, Ko Arnoldi traden er op, bekende caberetiers als Toon Hermans, Wim Kan en Wim Sonneveld hebben er vele malen gespeeld. De Bouwmeester Revue, René Sleeswijk, het Ruysensemble en opera en operettegezelschappen waren vaste bespelers (CDV, inv.nrs. 207-329). Ook de gemeente maakte gebruik van de Vereeniging voor officiële gelegenheden, zoals de huidiging van burgermeester F.A.M. van Schaeck Mathon bij zijn zilveren ambsjubileum in 1923 en bij de viering van het 700-jarig bestaan van de stad (CDV, inv.nrs. 358, 411) |Van deze organisatie is nog geen beschrijving beschikbaar.}}

{{#if: |

Taken en activiteiten

|}}

{{#if: De gemeente besluit in 1913 een bijdrage te verstrekken aan de op te richten NV "Concertgebouw de Vereeniging". (Gemeenteverslag, 1913) Zowel sportterreinen als 'De Vereeniging' zijn onlosmakelijke delen geworden van de cultuurgemeente, waarvan Nijmegen in de 20e eeuw in toenemende mate de kenmerken gaat vertonen. De inzet van de gemeente voor De Vereeniging is vooral financieel van aard.

De Vereeniging blijft rond de Tweede Wereldoorlog bestaan als een zelfstandige N.V. die van de gemeente financiële ondersteuning verkrijgt en waarover de gemeente gedeelde zeggenschap heeft. Door het verlenen van geldelijke steun heeft de gemeente Nijmegen immers stemrecht in het bestuur van de N.V. In de Tweede Wereldoorlog wordt het personeel van De Vereeniging door de bezetter op een lijn gesteld met het gemeentepersoneel. Ook werknemers bij door de gemeente financieel ondersteunde instellingen moeten een ariërverklaring ondertekenen.

De Vereeniging blijft na de oorlog aanvankelijk bestaan als een zelfstandige N.V., die door de gemeente financieel ondersteund wordt. De voortdurende exploitatietekorten van de N.V. leiden echter tot steeds grotere schulden bij de gemeente. In 1956 beginnen onderhandelingen om de financiële verhouding tussen beide partijen te herzien. Uiteindelijk wordt besloten dat De Vereeniging samen met de nieuwe schouwburg zal opgaan in een N.V. waarvan de gemeente de enige aandeelhouder zal zijn. Op 6 april 1961 gaan beide culturele instellingen over in handen van de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van de Nijmeegse Schouwburg en Concertzaal, kortweg Mensec. (Kiliaan en Pantus, 1990, p.91)

De exploitatie van het verwaarloosde en verliezen lijdende concertgebouw wordt in de jaren zestig overgedragen aan de N.V. Heineken Brouwerijen Nederland. (Kiliaan en Pantus, 1990, p.92-93) De gemeente financiert een grootscheepse verbouwing die in 1964 klaar is. Begin jaren zeventig wordt het gebouw opnieuw ingrijpend gemoderniseerd. De grote renovatie van 1984/1985, waarbij gestreefd wordt het gebouw zoveel mogelijk 'in oude luister' terug te brengen, wordt betaald met, van gemeentewege aangevulde, rijksgelden. Volledige restauratie blijkt financieel onhaalbaar. (Kiliaan en Pantus, 1990, p. 95, 127-129, 131-133, 143-144) Op 1 oktober 1982 loopt het contract tussen de gemeente en Heineken af en dat biedt de N.V. Mensec de gelegenheid weer alle zeggenschap over het gebouw te krijgen. In een nieuw contract wordt vervolgens bepaald dat de brouwerij slechts het horecagedeelte zal huren en doorverhuren (Kiliaan en Pantus, p. 129).|

Organisatie

De gemeente besluit in 1913 een bijdrage te verstrekken aan de op te richten NV "Concertgebouw de Vereeniging". (Gemeenteverslag, 1913) Zowel sportterreinen als 'De Vereeniging' zijn onlosmakelijke delen geworden van de cultuurgemeente, waarvan Nijmegen in de 20e eeuw in toenemende mate de kenmerken gaat vertonen. De inzet van de gemeente voor De Vereeniging is vooral financieel van aard.

De Vereeniging blijft rond de Tweede Wereldoorlog bestaan als een zelfstandige N.V. die van de gemeente financiële ondersteuning verkrijgt en waarover de gemeente gedeelde zeggenschap heeft. Door het verlenen van geldelijke steun heeft de gemeente Nijmegen immers stemrecht in het bestuur van de N.V. In de Tweede Wereldoorlog wordt het personeel van De Vereeniging door de bezetter op een lijn gesteld met het gemeentepersoneel. Ook werknemers bij door de gemeente financieel ondersteunde instellingen moeten een ariërverklaring ondertekenen.

De Vereeniging blijft na de oorlog aanvankelijk bestaan als een zelfstandige N.V., die door de gemeente financieel ondersteund wordt. De voortdurende exploitatietekorten van de N.V. leiden echter tot steeds grotere schulden bij de gemeente. In 1956 beginnen onderhandelingen om de financiële verhouding tussen beide partijen te herzien. Uiteindelijk wordt besloten dat De Vereeniging samen met de nieuwe schouwburg zal opgaan in een N.V. waarvan de gemeente de enige aandeelhouder zal zijn. Op 6 april 1961 gaan beide culturele instellingen over in handen van de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van de Nijmeegse Schouwburg en Concertzaal, kortweg Mensec. (Kiliaan en Pantus, 1990, p.91)

De exploitatie van het verwaarloosde en verliezen lijdende concertgebouw wordt in de jaren zestig overgedragen aan de N.V. Heineken Brouwerijen Nederland. (Kiliaan en Pantus, 1990, p.92-93) De gemeente financiert een grootscheepse verbouwing die in 1964 klaar is. Begin jaren zeventig wordt het gebouw opnieuw ingrijpend gemoderniseerd. De grote renovatie van 1984/1985, waarbij gestreefd wordt het gebouw zoveel mogelijk 'in oude luister' terug te brengen, wordt betaald met, van gemeentewege aangevulde, rijksgelden. Volledige restauratie blijkt financieel onhaalbaar. (Kiliaan en Pantus, 1990, p. 95, 127-129, 131-133, 143-144) Op 1 oktober 1982 loopt het contract tussen de gemeente en Heineken af en dat biedt de N.V. Mensec de gelegenheid weer alle zeggenschap over het gebouw te krijgen. In een nieuw contract wordt vervolgens bepaald dat de brouwerij slechts het horecagedeelte zal huren en doorverhuren (Kiliaan en Pantus, p. 129). |}}

{{#if: {{#if:1915-1961|locatie periode::1915-1961:|}}plaatsnaam::Nijmegen adres::Keizer Karelplein 2 {{#if:51.84175,5.86084|locatie in googlemaps|}}
|

Locatie

{{#if:1915-1961|locatie periode::1915-1961:|}}plaatsnaam::Nijmegen adres::Keizer Karelplein 2 {{#if:51.84175,5.86084|locatie in googlemaps|}}
|}} {{#if: |

|}} {{#if: Op 6 februari 1915 had de opening plaats, waarmee "eer is ingelegd en het Bestuur de meest mogelijke satisfactie van zijn werk heeft gekregen" (CDV, inv.nr. 43). In 1961 ging de gemeente over tot aankoop van alle aandelen. Het zwaartepunt van het Bestuur lag bij de aandeelhouders, die in hun vergaderingen -tweemaal per jaar- de leden van de Raad van Bestuur kozen. De Raad van Bestuur legde financiële verantwoording af aan de aandeelhouders, maar moest voor alles wat hij deed tevoren toestemming aan de gemeente vragen. De Raad van Bestuur stelde de pachter, vanaf 5 juni 1937 direkteur geheten, aan, die de verantwoording had voor de direkte exploitatie en voor het personeel. Hij contracteerde de toneelgezelschappen, de orkesten, de revuegezelschappen, enz., waarbij eventuele tekorten voor zijn rekening waren. Hij was verantwoordelijk voor de buffetexploitatie en voor alles wat daarmee samenhing. Hij deed ook voorstellen voor extra evenementen en voor verbeteringen in de explotatie. De direkteur kreeg een percentage van de winst. De aandeelhouders hadden via hun aandelen voorkeursrecht bij het bespreken van zitplaatsen. Daarnaast werden abonnementskaarten uitgegeven, waarbij de direkteur moest beoordelen of van de persoon die zich als lid aanmelde "standing en moraliteit zodanig zijn, dat zij vanzelfsprekend gaarne als lid worden aangenomen" (CDV, inv.nr. 45). Degenen die door hem afgewezen waren konden in beroep gaan bij de Raad van Bestuur. Aan de gestelde regels voor lidmaatschap, buitenleden en introducé's werd streng de hand gehouden.

De exploitatie werd door een vaste accountant nauwkeurig in het oog gehouden. Van hem werd niet alleen een boekhouding met viermaal per jaar een uitvoerig verslag over de stand van zaken en maandelijkse likwiditeitsrapporten verlangd, maar ook "een waarschuwing als z.i. de zaak ergens scheef begint te lopen" (CDV, inv.nr. 43). De pogingen van verschillende zijden om op onderdelen van de exploitatie samen te werken, werden konsekwent afgewezen of werden na enige tijd weer beëindigd (CDV, inv.nr. 9). Na de opening op 6 februari 1915 werd het gebouw vele malen op onderdelen verbouwd, aangepast en verbeterd. Reeds in 1928 werden serieus de eerste plannen voor de aanbouw van een schouwburg ter hand genomen, die in de tweede helft van de jaren dertig weer bleven rusten, maar in de oorlog opnieuw werden bestudeerd om vlak na de bevrijding langdurig een rol te blijven spelen (CDV, inv.nrs. 6-7). Uiteindelijk werd door het stadsbestuur een schouwburg afzonderlijk gebouwd, waarvan de opening op 8 april 1961 plaatsvond (Dongelmans, 1986).

Vanzelfsprekend had de oorlog 1940-1945 ook op de exploitatie een ongunstige invloed en zouden de gevechten bij de luchtlanding in september 1944 het gebouw zwaar beschadigen; het heeft "in die dagen circa 10 voltreffers" gehad (CDV, inv.nr. 46). Op 10 februari 1944 werd het gebouw door de Duiters gevorderd, dat in het vorderingsbevel omschreven staat te bestaan uit foyer, biljartzaal, alle keukeninrichtingen met kelderruimten, direkteurswoning en bestuurkamer (CDV, inv.nr. 186). Op 22 september 1944 werd het door de geallieerden gevorderd, hetgeen bepaald geen verbetering was. De direkteur vertelde hierover in een bestuursvergadering, dat er veel vernield en gestolen was en dat hij allang geen baas meer in eigen huis was; controle kon hij niet meer uitoefenen(CDV. inv.nr. 46). Op 13 januari 1946 werd een gedeelte van het gebouw, de grote concertzaal, door de geallieerden vrijgegeven (CDV, inv.nr. 187). Op 19 februari werd opnieuw een gedeelte vrijgegeven en op 30 juli 1946 het hele gebouw (CDV, inv.nr. 187).

Talloos zijn de evenementen, die in de loop der jaren binnen het gebouw plaats vonden. Niet alleen orkesten als het Concertgebouworkest onder leiding van de beroemde Mengelberg (CDV, inv.nr. 361) en andere orkesten met een klassiek repertoire zoals de Arnhemse Orkest Vereniging met een Beethovencyclus (CDV, inv.nr. 359) traden er op, maar ook werden ensembles aangetrokken, die entertainement brachten zoals The Ramblers, het dansorkest van Louis Bannet en vele anderen. Veel gerenommeerde toneelgezelschappen heeft het onder zijn dak gehad; om er enkele te noemen; Commedia uit Amsterdam, Het Residentie Toneel, Het Amsterdams Rotterdams Toneelgezelschap. Spelers als Van Dalsum, Cees Laseur, Ko Arnoldi traden er op, bekende caberetiers als Toon Hermans, Wim Kan en Wim Sonneveld hebben er vele malen gespeeld. De Bouwmeester Revue, René Sleeswijk, het Ruysensemble en opera en operettegezelschappen waren vaste bespelers (CDV, inv.nrs. 207-329). Ook de gemeente maakte gebruik van de Vereeniging voor officiële gelegenheden, zoals de huidiging van burgermeester F.A.M. van Schaeck Mathon bij zijn zilveren ambsjubileum in 1923 en bij de viering van het 700-jarig bestaan van de stad (CDV, inv.nrs. 358, 411)| {{#if: * Archief van het gemeentearchief, dossier De Vereeniging.

  • Archief van het gemeentearchief, jaarverslag van de dienst over 1965.
  • Gemeenteverslag, 1913, pp. 44-49.
  • Inventaris Concertgebouw De Vereeniging [voortaan CDV], nr. 2, 6-7, 9, 13, 43, 45-46, 54, 186-187, 206, 207-329, 358-359, 361, 411.
  • Verslag Gemeenteraadsvergadering 7 mei 1881.
  • Dongelmans, Maarten J.M., Flitsen uit Nijmegens Schouwburghistorie in: Speelplan theater lustrum-seizoen 1985-1986, Nijmegen Stadsschouwburg.
  • Dongelmans, M.M.J., Het prille begin van De Vereeniging in : Nijmegen Toen Ter Tijd, p. 53-55. Uitgeverij De Dwarsstap, Nijmegen, 1988.
  • Gruppelaar, L., 'Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1851-1919', Gemeentearchief Nijmegen, 1994.
  • Gruppelaar, L., 'Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1919-1945', Gemeentearchief Nijmegen, 1995.
  • Kiliaan, J. en Pantus, W.J., Tussen Apollo en Bacchus. Vijfenzeventig jaar Concertgebouw 'De Vereeniging'. Architectuur en sociaal-cultureel leven 1915-1990. Met een toekomstvisie van Dick Pouderoyen, Nijmegen, 1990, p. 175.
  • Raadssignaten 1959 p. 91-93, 95, 127-129, 131-133, 143-144.
  • Nabuurs, N., 'Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1945-1984', Gemeentearchief Nijmegen, 1996.|

Bronnen

  • Archief van het gemeentearchief, dossier De Vereeniging.
  • Archief van het gemeentearchief, jaarverslag van de dienst over 1965.
  • Gemeenteverslag, 1913, pp. 44-49.
  • Inventaris Concertgebouw De Vereeniging [voortaan CDV], nr. 2, 6-7, 9, 13, 43, 45-46, 54, 186-187, 206, 207-329, 358-359, 361, 411.
  • Verslag Gemeenteraadsvergadering 7 mei 1881.
  • Dongelmans, Maarten J.M., Flitsen uit Nijmegens Schouwburghistorie in: Speelplan theater lustrum-seizoen 1985-1986, Nijmegen Stadsschouwburg.
  • Dongelmans, M.M.J., Het prille begin van De Vereeniging in : Nijmegen Toen Ter Tijd, p. 53-55. Uitgeverij De Dwarsstap, Nijmegen, 1988.
  • Gruppelaar, L., 'Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1851-1919', Gemeentearchief Nijmegen, 1994.
  • Gruppelaar, L., 'Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1919-1945', Gemeentearchief Nijmegen, 1995.
  • Kiliaan, J. en Pantus, W.J., Tussen Apollo en Bacchus. Vijfenzeventig jaar Concertgebouw 'De Vereeniging'. Architectuur en sociaal-cultureel leven 1915-1990. Met een toekomstvisie van Dick Pouderoyen, Nijmegen, 1990, p. 175.
  • Raadssignaten 1959 p. 91-93, 95, 127-129, 131-133, 143-144.
  • Nabuurs, N., 'Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1945-1984', Gemeentearchief Nijmegen, 1996.

|}} |}}

{{#if: Op 6 februari 1915 had de opening plaats, waarmee "eer is ingelegd en het Bestuur de meest mogelijke satisfactie van zijn werk heeft gekregen" (CDV, inv.nr. 43). In 1961 ging de gemeente over tot aankoop van alle aandelen. Het zwaartepunt van het Bestuur lag bij de aandeelhouders, die in hun vergaderingen -tweemaal per jaar- de leden van de Raad van Bestuur kozen. De Raad van Bestuur legde financiële verantwoording af aan de aandeelhouders, maar moest voor alles wat hij deed tevoren toestemming aan de gemeente vragen. De Raad van Bestuur stelde de pachter, vanaf 5 juni 1937 direkteur geheten, aan, die de verantwoording had voor de direkte exploitatie en voor het personeel. Hij contracteerde de toneelgezelschappen, de orkesten, de revuegezelschappen, enz., waarbij eventuele tekorten voor zijn rekening waren. Hij was verantwoordelijk voor de buffetexploitatie en voor alles wat daarmee samenhing. Hij deed ook voorstellen voor extra evenementen en voor verbeteringen in de explotatie. De direkteur kreeg een percentage van de winst. De aandeelhouders hadden via hun aandelen voorkeursrecht bij het bespreken van zitplaatsen. Daarnaast werden abonnementskaarten uitgegeven, waarbij de direkteur moest beoordelen of van de persoon die zich als lid aanmelde "standing en moraliteit zodanig zijn, dat zij vanzelfsprekend gaarne als lid worden aangenomen" (CDV, inv.nr. 45). Degenen die door hem afgewezen waren konden in beroep gaan bij de Raad van Bestuur. Aan de gestelde regels voor lidmaatschap, buitenleden en introducé's werd streng de hand gehouden.

De exploitatie werd door een vaste accountant nauwkeurig in het oog gehouden. Van hem werd niet alleen een boekhouding met viermaal per jaar een uitvoerig verslag over de stand van zaken en maandelijkse likwiditeitsrapporten verlangd, maar ook "een waarschuwing als z.i. de zaak ergens scheef begint te lopen" (CDV, inv.nr. 43). De pogingen van verschillende zijden om op onderdelen van de exploitatie samen te werken, werden konsekwent afgewezen of werden na enige tijd weer beëindigd (CDV, inv.nr. 9). Na de opening op 6 februari 1915 werd het gebouw vele malen op onderdelen verbouwd, aangepast en verbeterd. Reeds in 1928 werden serieus de eerste plannen voor de aanbouw van een schouwburg ter hand genomen, die in de tweede helft van de jaren dertig weer bleven rusten, maar in de oorlog opnieuw werden bestudeerd om vlak na de bevrijding langdurig een rol te blijven spelen (CDV, inv.nrs. 6-7). Uiteindelijk werd door het stadsbestuur een schouwburg afzonderlijk gebouwd, waarvan de opening op 8 april 1961 plaatsvond (Dongelmans, 1986).

Vanzelfsprekend had de oorlog 1940-1945 ook op de exploitatie een ongunstige invloed en zouden de gevechten bij de luchtlanding in september 1944 het gebouw zwaar beschadigen; het heeft "in die dagen circa 10 voltreffers" gehad (CDV, inv.nr. 46). Op 10 februari 1944 werd het gebouw door de Duiters gevorderd, dat in het vorderingsbevel omschreven staat te bestaan uit foyer, biljartzaal, alle keukeninrichtingen met kelderruimten, direkteurswoning en bestuurkamer (CDV, inv.nr. 186). Op 22 september 1944 werd het door de geallieerden gevorderd, hetgeen bepaald geen verbetering was. De direkteur vertelde hierover in een bestuursvergadering, dat er veel vernield en gestolen was en dat hij allang geen baas meer in eigen huis was; controle kon hij niet meer uitoefenen(CDV. inv.nr. 46). Op 13 januari 1946 werd een gedeelte van het gebouw, de grote concertzaal, door de geallieerden vrijgegeven (CDV, inv.nr. 187). Op 19 februari werd opnieuw een gedeelte vrijgegeven en op 30 juli 1946 het hele gebouw (CDV, inv.nr. 187).

Talloos zijn de evenementen, die in de loop der jaren binnen het gebouw plaats vonden. Niet alleen orkesten als het Concertgebouworkest onder leiding van de beroemde Mengelberg (CDV, inv.nr. 361) en andere orkesten met een klassiek repertoire zoals de Arnhemse Orkest Vereniging met een Beethovencyclus (CDV, inv.nr. 359) traden er op, maar ook werden ensembles aangetrokken, die entertainement brachten zoals The Ramblers, het dansorkest van Louis Bannet en vele anderen. Veel gerenommeerde toneelgezelschappen heeft het onder zijn dak gehad; om er enkele te noemen; Commedia uit Amsterdam, Het Residentie Toneel, Het Amsterdams Rotterdams Toneelgezelschap. Spelers als Van Dalsum, Cees Laseur, Ko Arnoldi traden er op, bekende caberetiers als Toon Hermans, Wim Kan en Wim Sonneveld hebben er vele malen gespeeld. De Bouwmeester Revue, René Sleeswijk, het Ruysensemble en opera en operettegezelschappen waren vaste bespelers (CDV, inv.nrs. 207-329). Ook de gemeente maakte gebruik van de Vereeniging voor officiële gelegenheden, zoals de huidiging van burgermeester F.A.M. van Schaeck Mathon bij zijn zilveren ambsjubileum in 1923 en bij de viering van het 700-jarig bestaan van de stad (CDV, inv.nrs. 358, 411)|

Verantwoording

{{#if: M.A.F.T. van Son en T. de Mol|Inleiding van de toegang op het archief door M.A.F.T. van Son en T. de Mol.|}} {{#if:1990|(1990)|}}

|}}


{{#if: 17.1 Kunstinstellingen en podia| |}} {{#if: | [[Categorie:]] |}} {{#if: | [[Categorie:]] |}} {{#if: | [[Categorie:]] |}}

{{#if:325| |}}