In de 17de eeuw betwistten Europese machten openlijk elkaars gebied. In 1662 maakten Frankrijk en de Republiek der Verenigde Nederlanden gezamenlijk een vuist tegen de Engelsen. Maar toen Frankrijk vijf jaar later de Spaanse Nederlanden (ongeveer het huidige België) binnenviel, haastte de Republiek zich om een Triple Alliantie tot stand te brengen met Engeland en Zweden om de agressie van Zonnekoning Lodewijk XIV te keren. Frankrijk, geïrriteerd door het overlopen van zijn bondgenoot, sloot op zijn beurt een geheim verdrag met Engeland. Zij spraken af samen de Republiek aan te vallen. Engeland deed maar wat graag mee, want de Hollandse handelsrijkdom was de Engelsen al langer een doorn in het oog. Zweden werd met Frans geld omgekocht en ook de vorstendommen Brandenburg, Munster en Keulen werden met forse financiële tegemoetkomingen aan Franse zijde gebracht. [1] Het Rampjaar 1672 zou spoedig aanbreken.
Begin juni 1672 trok een enorme Franse legermacht vanuit Charleroi richting Keulen. Het leger van de Republiek viel met zijn 15.000 man in het niet bij het Franse leger dat bestond uit 120.000 uitstekend geoefende soldaten en trok zich terug. Op 18 juni lagen de Nederlandse soldaten achter de Hollandse Waterlinie. Geholpen door laagwater stak op 12 juni 1672 het Franse leger bij Lobith de Rijn over om vervolgens ongehinderd de Betuwe – en in het bijzonder Huissen – te plunderen. Daarna trokken de Fransen op naar fort Schenkenschans, bij de toenmalige splitsing van Rijn en Waal. Het fort viel zonder slag of stoot in Franse handen. De bevelhebber, de twintigjarige Nijmeegse burgemeesterszoon Hendrik ten Hove, was niet opgewassen tegen de dreiging en koos het hazenpad. [2] Voor de Fransen lag Nijmegen nu binnen handbereik. Slechts één hindernis moest nog worden genomen: fort Knodsenburg in Lent. Na enig verweer viel ook dit bolwerk in Franse handen. Dit was een zware slag voor Nijmegen omdat de Fransen vanuit het fort de stad Nijmegen onophoudelijk konden beschieten. Uiteindelijk zouden er maar liefst 7.223 kanonskogels op de keizerstad worden afgevuurd. Een kanonskogel in de westelijke muur van de Commanderie van Sint-Jan herinnert nog altijd aan deze Franse beschietingen. [3] Op 2 juli 1672 trok het Franse leger via een schipbrug bij Gendt de Waal over, omsingelde de stad en de belegering begon. Een week lang werd Nijmegen verdedigd door een garnizoen van slechts 2.500 man. Maar toen het Franse leger op 9 juli 1672 daadwerkelijk oprukte naar de stadspoorten restte de Nijmegenaren nog maar één optie: overgave. Enkele dagen later kwam Lodewijk XIV zelf poolshoogte nemen. Bevreesd voor aanslagen op zijn leven, logeerde de Zonnekoning echter niet in de Waalstad maar koos hij voor het Oosterhoutse platteland waar hij in het relatief eenvoudige Huize Waaijensteyn overnachtte.
Na de capitulatie van Nijmegen bezette het Franse leger de stad. De soldaten van het Nijmeegs garnizoen werden bijeengebracht in de Broerskerk en ontwapend. De Nijmeegse gezagdragers Johan van Gendt, Johan van Welderen en Coenraedt Singendonck wisten met de Fransen een verdrag te sluiten dat de stad nog enige vorm van vrijheid liet. Het protestantisme werd bijvoorbeeld gedoogd, al ging de Stevenskerk over in katholieke handen.
Minder plezierig was dat volgens de gangbare oorlogstraditie de Fransen het recht hadden Nijmegen te plunderen en in brand te steken. Tegen een som van zestigduizend gulden waren de Fransen bereid om daarvan af te zien. Voor nog eens twintigduizend gulden extra werden bronzen kerkklokken en andere metalen voorwerpen gered van de Franse smeltovens. De bezetting liep niettemin uit op een ramp. Franse officieren, gewend aan status en luxe, vorderden de huizen van welgestelde Nijmegenaren en openbare gebouwen zoals de Latijnse school en de Waag. [4] Na een half jaar begon de bezetter de Nijmeegse bevolking hoge belastingen en dwangsommen op te leggen. Ook eisten de Fransen vijftig gulden voor elke dag dat een gevluchte Nijmegenaar buiten de stad verbleef en bijgevolg geen belasting betaalde. Zo telde burggraaf Diederik van Welderen drieduizend gulden neer voor een oom die zelfs nooit in Nijmegen was geweest.
Aan de Franse decadentie begon echter langzamerhand een einde te komen. Na de verovering van Gelre en Utrecht meenden de Fransen dat de oorlog in hun voordeel was beslist en stuurden zij een aantal voor de Republiek onaanvaardbare, zelfs vernederende, vredesvoorwaarden naar de Staten-Generaal in Den Haag. [5] De Fransen, ingenomen met de gang van zaken, besloten om niet door te stoten naar Amsterdam en een Nederlandse reactie af te wachten. Dit bleek een grote inschattingsfout, want de Republiek kon daardoor weer op krachten komen. Op het vasteland beten de Franse bondgenoten Keulen en Munster zich stuk op de stadsmuren van Groningen en op zee voorkwam de Nederlandse vloot een Engelse invasie. De kansen keerden en nieuwe bondgenoten, zoals de Duitse keizer, Spanje, Lotharingen en enkele Duitse staten, dienden zich aan. Later zou ook Denemarken zich aan de zijde van de Republiek scharen. Met gebundelde krachten veroverden de Republiek en haar bondgenoten op 17 oktober 1673 Bonn, waarop Lodewijk XIV zijn troepen uit Utrecht en Gelre moest terugtrekken. [6] Een jaar later kreeg de Zonnekoning nog een klap te verwerken. Voormalig bondgenoot Engeland besefte dat de oorlog uitzichtloos was en ondertekende een vredesverdrag met de Republiek. Op 20 april 1674 maakte Lodewijk XIV- er steeds meer van overtuigd dat het onmogelijk was de Republiek te verslaan - een einde aan de bezetting van Nijmegen. De Stevenskerk viel weer toe aan de protestanten, de katholieke godsdienst moest opnieuw ondergronds en de Nijmeegse elite kon eindelijk weer haar eigen huizen betrekken.
Dat Nijmegen vrij was betekende niet dat er vrede gesloten was tussen de Republiek en Frankrijk of tussen de bondgenoten van de Republiek en Frankrijk. In grote delen van Europa duurde de oorlog voort. De elkaar bestrijdende landen werden echter oorlogsmoe, hun schatkisten raakten leeg door de enorme legers die onderhouden moesten worden en het volk begon te morren. Vrede zou voor een welkome afwisseling zorgen en de Engelse koning Karel II bood aan te bemiddelen. Het enige dat nog geregeld moest worden was een goede locatie voor de onderhandelingen. Er werd gedacht aan Londen, Frankfurt, Keulen en Breda. Sommige van deze steden lagen echter niet centraal of grensden niet aan neutraal gebied. Nijmegen voldeed wel aan deze twee voorwaarden en werd daarom - op voorspraak van de Engelse koning - het centrum waar de onderhandelingen plaats zouden hebben. Vanaf januari 1676 arriveerden de eerste diplomaten van de strijdende partijen in Nijmegen. De Waalstad zou voor even het centrum van Europa zijn. [7]
Onderzoek naar locaties m.b.t de Vrede van Nijmegen door Nick van Kleef in opdracht van het Regionaal Archief Nijmegen. Zie ook de startpagina over de Vrede van Nijmegen