Dienstdoende Schutterij
Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!
{{#widget:imagewithlink|src=http://studiezaal.nijmegen.nl/HttpHandler//icoon.ico?icoon=14097615%7Curl=http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=339342"}} | |
---|---|
Leden van de schutterij in 1888 | |
Algemene gegevens | |
Naam : | Dienstdoende Schutterij |
Andere naam (namen): |
{{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam1}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam2}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam3}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam4}}}]]|}} |
Bestaansperiode: | Beginjaar::1815 - Eindjaar::1907 |
Rechtsvorm: | Rechtsvorm::publiekrechtelijk orgaan |
Voorganger(s): |
{{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger1}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger2}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger3}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger4}}}]]|}} |
Opvolger(s): |
{{#if: Landweer| * voorganger van::Landweer|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger2}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger3}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger4}}}]]|}} |
Hoger orgaan: |
{{#if: | Hoger orgaan::|}} |
Archief | |
{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126481665%7C Het archief van deze organisatie is in beheer bij het Regionaal Archief Nijmegen. De toegang met de beschrijving van de stukken is bereikbaar via deze link: |}} {{#if: | Vindplaats archief:|}} | |
{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126481665%7C |}}{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126481665%7CNaar beschrijving archief|}}{{#if: | |}} |
{{#if: De wet van 27 februari 1815 betreffende de oprichting van schutterijen bepaalde dat er in vredestijd twee soorten schutterijen waren: een dienstdoende schutterij en een rustende schutterij. In steden of plaatsen met een inwonertal van meer dan 2500 werd een dienstdoende schutterij opgericht. Daar waar het inwonertal beneden de 2500 lag werd een rustende schutterij opgericht, alleen actief in geval van oorlog en gevaar. De sterkte van zowel de dienstdoende als de rustende schutterij werd bepaald op één bataljon, bestaande uit zeshonderd man per 20.000 inwoners, onderverdeeld in zes compagnieën van elk honderd man. Schutterplichtig waren mannen van 18 tot 50 jaar. Vanaf 18 jaar konden mannen eveneens opgeroepen worden voor vervulling van vijf jaar dienst in de Nationale Militie. Met de inwerkingtreding van een nieuwe wet op de schutterijen in 1827 werd de sterkte van 3% teruggebracht tot 2% van de bevolking, terwijl alleen nog de mannen van 25 tot 35 jaar schutterplichtig werden verklaard. De schuttersplicht viel daarmee niet meer samen met opkomst voor de Nationale Miltie, maar sloot daarop aan. De uit de raad gevormde 'commissie van aanwijzing tot de schutterlijke dienst' was samen met het stadsbestuur belast met de uitvoering van de wet waarin de schutterijplicht was voorgeschreven. De tweede secretaris hield zich bezig met de administratieve uitvoering. Regelmatig kwam het voor dat Nijmegenaren zich aan deze wettelijke verplichting probeerden te onttrekken. Bijvoorbeeld op grond van onmisbaarheid trachtten zij vrijstelling te krijgen. Op de vingers gezien -en soms getikt- door de Provincie moest het Nijmeegse bestuur strikte naleving van de wet op de schutterij zien af te dwingen Op 24 juni 1901 werd de Landweer-wet aangenomen, waarbij werd bepaald dat de dienstdoende en rustende schutterijen officieel zouden worden opgeheven en vervangen door een landweer, bestaande uit dienstplichtigen en vrijwilligers. Bij Koninklijk Besluit van 9 oktober 1907 werden de dienstdoende en rustende schutterijen daadwerkelijk opgeheven en hun archieven bij de gemeente gedeponeerd.|
Algemene context
De wet van 27 februari 1815 betreffende de oprichting van schutterijen bepaalde dat er in vredestijd twee soorten schutterijen waren: een dienstdoende schutterij en een rustende schutterij. In steden of plaatsen met een inwonertal van meer dan 2500 werd een dienstdoende schutterij opgericht. Daar waar het inwonertal beneden de 2500 lag werd een rustende schutterij opgericht, alleen actief in geval van oorlog en gevaar. De sterkte van zowel de dienstdoende als de rustende schutterij werd bepaald op één bataljon, bestaande uit zeshonderd man per 20.000 inwoners, onderverdeeld in zes compagnieën van elk honderd man. Schutterplichtig waren mannen van 18 tot 50 jaar. Vanaf 18 jaar konden mannen eveneens opgeroepen worden voor vervulling van vijf jaar dienst in de Nationale Militie. Met de inwerkingtreding van een nieuwe wet op de schutterijen in 1827 werd de sterkte van 3% teruggebracht tot 2% van de bevolking, terwijl alleen nog de mannen van 25 tot 35 jaar schutterplichtig werden verklaard. De schuttersplicht viel daarmee niet meer samen met opkomst voor de Nationale Miltie, maar sloot daarop aan. De uit de raad gevormde 'commissie van aanwijzing tot de schutterlijke dienst' was samen met het stadsbestuur belast met de uitvoering van de wet waarin de schutterijplicht was voorgeschreven. De tweede secretaris hield zich bezig met de administratieve uitvoering. Regelmatig kwam het voor dat Nijmegenaren zich aan deze wettelijke verplichting probeerden te onttrekken. Bijvoorbeeld op grond van onmisbaarheid trachtten zij vrijstelling te krijgen. Op de vingers gezien -en soms getikt- door de Provincie moest het Nijmeegse bestuur strikte naleving van de wet op de schutterij zien af te dwingen Op 24 juni 1901 werd de Landweer-wet aangenomen, waarbij werd bepaald dat de dienstdoende en rustende schutterijen officieel zouden worden opgeheven en vervangen door een landweer, bestaande uit dienstplichtigen en vrijwilligers. Bij Koninklijk Besluit van 9 oktober 1907 werden de dienstdoende en rustende schutterijen daadwerkelijk opgeheven en hun archieven bij de gemeente gedeponeerd. |}}
{{#if: Op 5 juni 1815 werd de dienstdoende schutterij in de stad Nijmegen en de rustende schutterij in het Schependom van Nijmegen opgericht. De krijgsraad, vanaf 1828 schuttersraad geheten, vormde het bestuur. Over de rustende schutterij in het Schependom van Nijmegen is weinig bekend. Deze lijkt niet of nauwelijks van de grond te zijn gekomen. De sterkte van de dienstdoende schutterij in de periode 1815-1827 wisselde tussen de 339 en 600 mannen. De schutterij werd bekostigd uit de opbrengsten van contributies, te heffen boeten en voorschotten, onder andere uit de post onvoorziene uitgaven van de stad. In de periode 1815-1827 zorgden contributies van de inwoners voor de financiële grondslag van de schutterij. Na 1827 kwamen vergoedingen voor kleding en wapenen in toenemende mate voor rekening van de stadskas. Een groot aantal der schutterijplichtigen bleek namelijk niet in staat te zijn zelf de kosten voor de schutterij te dragen. In een tijd dat het aantal minvermogenden onder de schutterijplichtigen sterk groeide, werd de schutterij voor Nijmegen een steeds toenemende financiële belasting. Desondanks wist het stadsbestuur toch nog geld vrij te maken voor een korps muzikanten van de schutterij.Voor f 300,- stond dat jaarlijks op de begroting sinds 1844, het jaar van oprichting. Dat bedrag kunnen we beschouwen als een van de weinige uitgaven van de stad op cultureel gebied. Op 1 januari 1907 werden de dienstdoende schutterijen gelijkgesteld met de rustende schutterijen en bij Koninklijk Besluit op 9 oktober 1907 opgeheven.|
Geschiedenis
Op 5 juni 1815 werd de dienstdoende schutterij in de stad Nijmegen en de rustende schutterij in het Schependom van Nijmegen opgericht. De krijgsraad, vanaf 1828 schuttersraad geheten, vormde het bestuur. Over de rustende schutterij in het Schependom van Nijmegen is weinig bekend. Deze lijkt niet of nauwelijks van de grond te zijn gekomen. De sterkte van de dienstdoende schutterij in de periode 1815-1827 wisselde tussen de 339 en 600 mannen. De schutterij werd bekostigd uit de opbrengsten van contributies, te heffen boeten en voorschotten, onder andere uit de post onvoorziene uitgaven van de stad. In de periode 1815-1827 zorgden contributies van de inwoners voor de financiële grondslag van de schutterij. Na 1827 kwamen vergoedingen voor kleding en wapenen in toenemende mate voor rekening van de stadskas. Een groot aantal der schutterijplichtigen bleek namelijk niet in staat te zijn zelf de kosten voor de schutterij te dragen. In een tijd dat het aantal minvermogenden onder de schutterijplichtigen sterk groeide, werd de schutterij voor Nijmegen een steeds toenemende financiële belasting. Desondanks wist het stadsbestuur toch nog geld vrij te maken voor een korps muzikanten van de schutterij.Voor f 300,- stond dat jaarlijks op de begroting sinds 1844, het jaar van oprichting. Dat bedrag kunnen we beschouwen als een van de weinige uitgaven van de stad op cultureel gebied. Op 1 januari 1907 werden de dienstdoende schutterijen gelijkgesteld met de rustende schutterijen en bij Koninklijk Besluit op 9 oktober 1907 opgeheven. |Van deze organisatie is nog geen beschrijving beschikbaar.}}
{{#if: De dienstdoende schutterij had als taak het verdedigen van stad en land, het houden van wachten, het optreden bij branden en andere stedelijke diensten. De krijgsraad, vanaf 1828 schuttersraad geheten, was als bestuur verantwoordelijk voor het handhaven van de interne orde en discipline, het beheer van de financiën en was in het bijzonder belast met het wijzen van vonnissen bij overtredingen van leden van de schutterij.|
Taken en activiteiten
De dienstdoende schutterij had als taak het verdedigen van stad en land, het houden van wachten, het optreden bij branden en andere stedelijke diensten. De krijgsraad, vanaf 1828 schuttersraad geheten, was als bestuur verantwoordelijk voor het handhaven van de interne orde en discipline, het beheer van de financiën en was in het bijzonder belast met het wijzen van vonnissen bij overtredingen van leden van de schutterij. |}}
{{#if: De dienstdoende schutterij bestond in 1815 uit één bataljon onder leiding van de commandant. De schuttersraad bestond uit negen leden, van wie de commandant fungeerde als voorzitter en de luitenant-kwartiermeester als secretaris. De schuttersraad maakte gebruik van de mogelijkheid een auditeur-militair toe te laten. Deze nam zaken in behandeling waarop een hogere straf stond dan geldboetes en huisarrest, en deed vervolgens een voorstel aan de schuttersraad over het vervolgen of seponeren van een zaak. Vanaf 1844 bestond er een korps muzikanten van de schutterij|
Organisatie
De dienstdoende schutterij bestond in 1815 uit één bataljon onder leiding van de commandant. De schuttersraad bestond uit negen leden, van wie de commandant fungeerde als voorzitter en de luitenant-kwartiermeester als secretaris. De schuttersraad maakte gebruik van de mogelijkheid een auditeur-militair toe te laten. Deze nam zaken in behandeling waarop een hogere straf stond dan geldboetes en huisarrest, en deed vervolgens een voorstel aan de schuttersraad over het vervolgen of seponeren van een zaak. Vanaf 1844 bestond er een korps muzikanten van de schutterij |}}
{{#if: {{#if:-|locatie periode::-:|}}plaatsnaam::Nijmegen adres:: {{#if:|locatie in googlemaps|}}
|
Locatie
{{#if:-|locatie periode::-:|}}plaatsnaam::Nijmegen adres:: {{#if:|locatie in googlemaps|}}
|}}
{{#if: |
|}} {{#if: Op 5 juni 1815 werd de dienstdoende schutterij in de stad Nijmegen en de rustende schutterij in het Schependom van Nijmegen opgericht. De krijgsraad, vanaf 1828 schuttersraad geheten, vormde het bestuur. Over de rustende schutterij in het Schependom van Nijmegen is weinig bekend. Deze lijkt niet of nauwelijks van de grond te zijn gekomen. De sterkte van de dienstdoende schutterij in de periode 1815-1827 wisselde tussen de 339 en 600 mannen. De schutterij werd bekostigd uit de opbrengsten van contributies, te heffen boeten en voorschotten, onder andere uit de post onvoorziene uitgaven van de stad. In de periode 1815-1827 zorgden contributies van de inwoners voor de financiële grondslag van de schutterij. Na 1827 kwamen vergoedingen voor kleding en wapenen in toenemende mate voor rekening van de stadskas. Een groot aantal der schutterijplichtigen bleek namelijk niet in staat te zijn zelf de kosten voor de schutterij te dragen. In een tijd dat het aantal minvermogenden onder de schutterijplichtigen sterk groeide, werd de schutterij voor Nijmegen een steeds toenemende financiële belasting. Desondanks wist het stadsbestuur toch nog geld vrij te maken voor een korps muzikanten van de schutterij.Voor f 300,- stond dat jaarlijks op de begroting sinds 1844, het jaar van oprichting. Dat bedrag kunnen we beschouwen als een van de weinige uitgaven van de stad op cultureel gebied. Op 1 januari 1907 werden de dienstdoende schutterijen gelijkgesteld met de rustende schutterijen en bij Koninklijk Besluit op 9 oktober 1907 opgeheven.| {{#if: |
Bronnen
|}} |}}
{{#if: Op 5 juni 1815 werd de dienstdoende schutterij in de stad Nijmegen en de rustende schutterij in het Schependom van Nijmegen opgericht. De krijgsraad, vanaf 1828 schuttersraad geheten, vormde het bestuur. Over de rustende schutterij in het Schependom van Nijmegen is weinig bekend. Deze lijkt niet of nauwelijks van de grond te zijn gekomen. De sterkte van de dienstdoende schutterij in de periode 1815-1827 wisselde tussen de 339 en 600 mannen. De schutterij werd bekostigd uit de opbrengsten van contributies, te heffen boeten en voorschotten, onder andere uit de post onvoorziene uitgaven van de stad. In de periode 1815-1827 zorgden contributies van de inwoners voor de financiële grondslag van de schutterij. Na 1827 kwamen vergoedingen voor kleding en wapenen in toenemende mate voor rekening van de stadskas. Een groot aantal der schutterijplichtigen bleek namelijk niet in staat te zijn zelf de kosten voor de schutterij te dragen. In een tijd dat het aantal minvermogenden onder de schutterijplichtigen sterk groeide, werd de schutterij voor Nijmegen een steeds toenemende financiële belasting. Desondanks wist het stadsbestuur toch nog geld vrij te maken voor een korps muzikanten van de schutterij.Voor f 300,- stond dat jaarlijks op de begroting sinds 1844, het jaar van oprichting. Dat bedrag kunnen we beschouwen als een van de weinige uitgaven van de stad op cultureel gebied. Op 1 januari 1907 werden de dienstdoende schutterijen gelijkgesteld met de rustende schutterijen en bij Koninklijk Besluit op 9 oktober 1907 opgeheven.|
Verantwoording
{{#if: Robert Spanings|Inleiding van de toegang op het archief door Robert Spanings.|}} {{#if:2016|(2016)|}}
|}}
{{#if: 5.1 Militairen| |}}
{{#if: | [[Categorie:]] |}}
{{#if: | [[Categorie:]] |}}
{{#if: | [[Categorie:]] |}}