Economische ontwikkeling na 1850
Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!
De samenstelling van de Nijmeegse nijverheid hing in grote mate samen met het karakter van verzorgingscentrum van de stad. De industrieën en ambachten vonden hun afzetgebied in de stad en (wijde) omgeving. De industriële bedrijvigheid was klein, de ambachtelijke aard nauwelijks ontgroeid. Het ontbreken van concurrentie was niet bevorderlijk voor de ondernemingszin van de bevolking. De onmogelijkheid van vestiging buiten de wallen maakte de grond in de stad zeer schaars en duur. Uitbreiding van de fabrieken was daarom moeilijk en vaak onmogelijk. Ook door het ontbreken van huisindustrie was er geen kiem aanwezig voor een moderne grootindustrie. De schaarse en dure grond weerhield vreemde ondernemers van vestiging.
De enge beslotenheid binnen de wallen had een funeste invloed. In het hele land was sprake van grootschalige activiteit, maar pas in 1846 werd in Nijmegen de eerste stoommachine in werking gesteld. De vele uitvindingen op technisch gebied vonden allerwegen toepassing; Nijmegen was echter niet in staat mee te profiteren. Men begon in te zien dat het zo niet langer kon: in de stad waar ruimte was voor 12.000 á 13.000 mensen woonden er ruim 16.000. De vestingwerken mochten echter niet gesloopt worden en buiten de wallen -in het schootsveld- niet gebouwd. Uiteindelijk werd Nijmegen op 18 april 1874 als vesting opgeheven en in 1876 begon de sloop van de vestingwerken. Vanaf dat moment ging Nijmegen een periode van explosieve groei tegemoet.
Bronnen
Regionaal Archief Nijmegen, Wetenschappelijke correspondentie, inv.nr. 587-020 (z.j.)
Commentaar
<comments hideForm="false"/> of, lees de overige commentaren ...