Gemeente Wamel (1810)
Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam : | Gemeente Wamel (1810) |
Andere naam (namen): |
{{#if: | * Andere naam::|}} {{#if: | * Andere naam::|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam3}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam4}}}]]|}} |
Bestaansperiode: | Beginjaar::1810 - Eindjaar::1817 |
Rechtsvorm: | Rechtsvorm::Overheid |
Voorganger(s): |
{{#if: | * opvolger van::|}} {{#if: | * opvolger van::|}} {{#if: | * opvolger van::|}} {{#if: | * opvolger van::|}} |
Opvolger(s): |
{{#if: Gemeenten Wamel en Leeuwen| * voorganger van::Gemeenten Wamel en Leeuwen|}} {{#if: | * voorganger van::|}} {{#if: | * voorganger van::|}} {{#if: | * voorganger van::|}} |
Hoger orgaan: |
{{#if: | Hoger orgaan::|}} |
Archief | |
{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126490290%7C Het archief van deze organisatie is in beheer bij het Regionaal Archief Nijmegen. De toegang met de beschrijving van de stukken is bereikbaar via deze link: |}} {{#if: | Vindplaats archief:|}} | |
{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126490290%7C ![]() |}}{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126490290%7CNaar beschrijving archief|}}{{#if: | |}} |
{{#if: |
Algemene context
|}}
{{#if: Medio februari 1810 namen Franse troepen bezit van de vesting Nijmegen en het overige gedeelte van Gelderland bezuiden de Waal. Op 16 maart stond de koning van Holland bij het Traktaat van Parijs dit gebied af aan het Franse keizerrijk. Bij senaatsbesluit van 24 april 1810 en het daaropvolgend keizerlijk decreet van 26 april ging het ingelijfde gedeelte van Gelderland deel uitmaken van het nieuw opgerichte departement 'des Bouches du Rhin' (van de Monden van de Rijn), met 's-Hertogenbosch als hoofdstad. Aan het hoofd van het departementaal bestuur stond een prefect. Het departement van de Monden van de Rijn was onderverdeeld in drie arrondissementen (Eindhoven, 's-Hertogenbosch en Nijmegen), aan het hoofd waarvan onderprefecten werden aangesteld. Deze fungeerden als tussenpersoon tussen het departementaal bestuur en de lokale besturen. [1]
Bij keizerlijk decreet van 14 mei 1810 werden de drie arrondissementen van het departement van de Monden van de Rijn onderverdeeld in kantons, die elk een aantal 'mairieën' of 'communes' (gemeenten) omvatten. De nieuw gevormde gemeente Wamel werd ingedeeld bij het kanton Druten. Dit kanton behoorde tot het arrondissement Nijmegen. [2]
Bij keizerlijk decreet van 8 november 1810 werd in het nieuw ingelijfd gebied per 1 januari 1811 een deel van de Franse wetgeving uitvoerbaar verklaard, waaronder enkele wetten die de gemeentelijke bestuursinrichting regelden. De Franse wet plaatste een maire aan het hoofd der gemeente. In gemeenten met minder dan 2500 inwoners, zoals Wamel met 1300 inwoners, werd deze bijgestaan door één 'adjoint' (adjunct) en bestond de 'conseil municipal' (gemeenteraad) uit tien leden.[3] Alle functionarissen werden benoemd door de prefect. De invoering van de Franse bestuursorganisatie had tot gevolg dat de scheiding tussen rechterlijke macht en administratief bestuur, die men sinds 1795 tot stand had willen brengen, daadwerkelijk in werking trad. De taken van de nieuwe gemeentebesturen lagen uitsluitend op administratief terrein. De maire voerde de wetten en bevelen van hogerhand uit en hield toezicht op de gemeenteambtenaren, waaronder de 'receveur' of 'percepteur' (ontvanger), die verantwoordelijk was voor de financiële administratie. De maire zat de gemeenteraad voor, maar was er geen lid van. De raad had slechts geringe bevoegdheid. Hij vergaderde ieder jaar veertien dagen en had de financiële controle over rekening en begroting. [4]
Ten dele was het genoemde decreet dat de invoering van de gemeentelijke bestuursinrichting per 1 januari 1811 regelde, slechts een formele bevestiging van een reeds bestaande situatie. In het departement van de Monden van de Rijn vonden namelijk reeds in juli 1810 de benoemingen en de eedafleggingen der maires en adjuncten plaats.
Net als elders nam het nieuwe gemeentebestuur van Wamel de taken van de eeuwenoude geërfdenorganisaties grotendeels over. De geërfden restte uiteindelijk slechts een taak op het gebied van de waterstaatszorg. Hiertoe bleven zij verenigd in van de gemeentebesturen afgescheiden publieke organisaties, zogenaamde polders. Vanaf 1838 werden deze aangeduid als dorpspolders.
Eind 1813, begin 1814 verlieten de Fransen deze streken en werd de Nederlandse soevereiniteit hersteld.
Bij soeverein besluit van 4 februari 1814 werd het arrondissement Nijmegen in bestuurlijk opzicht bij het departement van de Boven-IJssel gevoegd, dat sedert 1810 werd gevormd door het Gelderse grondgebied ten noorden van de Waal. Bij Grondwet van 29 maart 1814 werd de provincie Gelderland in ere hersteld. De titel 'prefect' werd vervangen door 'gouverneur'. In de arrondissementen, die nu weer kwartieren heetten, kwamen kwartierscommissarissen. De hoofden der plaatselijke besturen werden niet meer als 'maire' maar als 'burgemeester' aangeduid. In hoofdzaak bleef de door de Fransen ingevoerde gemeentelijke bestuursorganisatie echter gehandhaafd.
De samenvoeging per januari 1818 van de gemeenten Wamel en Leeuwen tot de nieuwe gemeente Wamel betekende het einde van de in 1810 in het leven geroepen gemeente Wamel.
1) Archief gemeente Winssen, inv. nr. 111: Bulletin der Wetten, 1e deel, No. 1, I (24 april 1810) en II (26 april 1810); Ramaer, Fansche tijd, 78; Gorissen, Städteatlas, 14; Hendriks, Steenkamer en Mustert, Nijmegen, 58-62; Adam e.a., Inventaris , IV, 1805-1807.
2) Archief gemeente Winssen, inv. nr. 111: Bulletin der Wetten, 1e deel, No. 1, III en IV (14 mei 1810); Gorissen, Städteatlas, 14-16.
3) Archief gemeente Wamel 1810-1817, Begroting voor 1817, inv. nr. (804).
4) Archief gemeente Winssen, inv. nr. 111: Bulletin der Wetten, 1e deel, No. 4, LXI (8 november 1810); Martens van Sevenhoven, Schets, 227; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 196-200.|
Geschiedenis
Medio februari 1810 namen Franse troepen bezit van de vesting Nijmegen en het overige gedeelte van Gelderland bezuiden de Waal. Op 16 maart stond de koning van Holland bij het Traktaat van Parijs dit gebied af aan het Franse keizerrijk. Bij senaatsbesluit van 24 april 1810 en het daaropvolgend keizerlijk decreet van 26 april ging het ingelijfde gedeelte van Gelderland deel uitmaken van het nieuw opgerichte departement 'des Bouches du Rhin' (van de Monden van de Rijn), met 's-Hertogenbosch als hoofdstad. Aan het hoofd van het departementaal bestuur stond een prefect. Het departement van de Monden van de Rijn was onderverdeeld in drie arrondissementen (Eindhoven, 's-Hertogenbosch en Nijmegen), aan het hoofd waarvan onderprefecten werden aangesteld. Deze fungeerden als tussenpersoon tussen het departementaal bestuur en de lokale besturen. [1]
Bij keizerlijk decreet van 14 mei 1810 werden de drie arrondissementen van het departement van de Monden van de Rijn onderverdeeld in kantons, die elk een aantal 'mairieën' of 'communes' (gemeenten) omvatten. De nieuw gevormde gemeente Wamel werd ingedeeld bij het kanton Druten. Dit kanton behoorde tot het arrondissement Nijmegen. [2]
Bij keizerlijk decreet van 8 november 1810 werd in het nieuw ingelijfd gebied per 1 januari 1811 een deel van de Franse wetgeving uitvoerbaar verklaard, waaronder enkele wetten die de gemeentelijke bestuursinrichting regelden. De Franse wet plaatste een maire aan het hoofd der gemeente. In gemeenten met minder dan 2500 inwoners, zoals Wamel met 1300 inwoners, werd deze bijgestaan door één 'adjoint' (adjunct) en bestond de 'conseil municipal' (gemeenteraad) uit tien leden.[3] Alle functionarissen werden benoemd door de prefect. De invoering van de Franse bestuursorganisatie had tot gevolg dat de scheiding tussen rechterlijke macht en administratief bestuur, die men sinds 1795 tot stand had willen brengen, daadwerkelijk in werking trad. De taken van de nieuwe gemeentebesturen lagen uitsluitend op administratief terrein. De maire voerde de wetten en bevelen van hogerhand uit en hield toezicht op de gemeenteambtenaren, waaronder de 'receveur' of 'percepteur' (ontvanger), die verantwoordelijk was voor de financiële administratie. De maire zat de gemeenteraad voor, maar was er geen lid van. De raad had slechts geringe bevoegdheid. Hij vergaderde ieder jaar veertien dagen en had de financiële controle over rekening en begroting. [4]
Ten dele was het genoemde decreet dat de invoering van de gemeentelijke bestuursinrichting per 1 januari 1811 regelde, slechts een formele bevestiging van een reeds bestaande situatie. In het departement van de Monden van de Rijn vonden namelijk reeds in juli 1810 de benoemingen en de eedafleggingen der maires en adjuncten plaats.
Net als elders nam het nieuwe gemeentebestuur van Wamel de taken van de eeuwenoude geërfdenorganisaties grotendeels over. De geërfden restte uiteindelijk slechts een taak op het gebied van de waterstaatszorg. Hiertoe bleven zij verenigd in van de gemeentebesturen afgescheiden publieke organisaties, zogenaamde polders. Vanaf 1838 werden deze aangeduid als dorpspolders.
Eind 1813, begin 1814 verlieten de Fransen deze streken en werd de Nederlandse soevereiniteit hersteld.
Bij soeverein besluit van 4 februari 1814 werd het arrondissement Nijmegen in bestuurlijk opzicht bij het departement van de Boven-IJssel gevoegd, dat sedert 1810 werd gevormd door het Gelderse grondgebied ten noorden van de Waal. Bij Grondwet van 29 maart 1814 werd de provincie Gelderland in ere hersteld. De titel 'prefect' werd vervangen door 'gouverneur'. In de arrondissementen, die nu weer kwartieren heetten, kwamen kwartierscommissarissen. De hoofden der plaatselijke besturen werden niet meer als 'maire' maar als 'burgemeester' aangeduid. In hoofdzaak bleef de door de Fransen ingevoerde gemeentelijke bestuursorganisatie echter gehandhaafd.
De samenvoeging per januari 1818 van de gemeenten Wamel en Leeuwen tot de nieuwe gemeente Wamel betekende het einde van de in 1810 in het leven geroepen gemeente Wamel.
1) Archief gemeente Winssen, inv. nr. 111: Bulletin der Wetten, 1e deel, No. 1, I (24 april 1810) en II (26 april 1810); Ramaer, Fansche tijd, 78; Gorissen, Städteatlas, 14; Hendriks, Steenkamer en Mustert, Nijmegen, 58-62; Adam e.a., Inventaris , IV, 1805-1807.
2) Archief gemeente Winssen, inv. nr. 111: Bulletin der Wetten, 1e deel, No. 1, III en IV (14 mei 1810); Gorissen, Städteatlas, 14-16.
3) Archief gemeente Wamel 1810-1817, Begroting voor 1817, inv. nr. (804).
4) Archief gemeente Winssen, inv. nr. 111: Bulletin der Wetten, 1e deel, No. 4, LXI (8 november 1810); Martens van Sevenhoven, Schets, 227; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 196-200.
|Van deze organisatie is nog geen beschrijving beschikbaar.}}
{{#if: |
Taken en activiteiten
|}}
{{#if: Burgemeester van Wamel was F.H. Meijnhardt.|
Organisatie
Burgemeester van Wamel was F.H. Meijnhardt. |}}
{{#if: {{#if:-|locatie periode::-:|}}plaatsnaam::Wamel adres:: {{#if:|locatie in googlemaps|}}
|
Locatie
{{#if:-|locatie periode::-:|}}plaatsnaam::Wamel adres:: {{#if:|locatie in googlemaps|}}
|}}
{{#if: |
|}}
{{#if: Medio februari 1810 namen Franse troepen bezit van de vesting Nijmegen en het overige gedeelte van Gelderland bezuiden de Waal. Op 16 maart stond de koning van Holland bij het Traktaat van Parijs dit gebied af aan het Franse keizerrijk. Bij senaatsbesluit van 24 april 1810 en het daaropvolgend keizerlijk decreet van 26 april ging het ingelijfde gedeelte van Gelderland deel uitmaken van het nieuw opgerichte departement 'des Bouches du Rhin' (van de Monden van de Rijn), met 's-Hertogenbosch als hoofdstad. Aan het hoofd van het departementaal bestuur stond een prefect. Het departement van de Monden van de Rijn was onderverdeeld in drie arrondissementen (Eindhoven, 's-Hertogenbosch en Nijmegen), aan het hoofd waarvan onderprefecten werden aangesteld. Deze fungeerden als tussenpersoon tussen het departementaal bestuur en de lokale besturen. [1]
Bij keizerlijk decreet van 14 mei 1810 werden de drie arrondissementen van het departement van de Monden van de Rijn onderverdeeld in kantons, die elk een aantal 'mairieën' of 'communes' (gemeenten) omvatten. De nieuw gevormde gemeente Wamel werd ingedeeld bij het kanton Druten. Dit kanton behoorde tot het arrondissement Nijmegen. [2]
Bij keizerlijk decreet van 8 november 1810 werd in het nieuw ingelijfd gebied per 1 januari 1811 een deel van de Franse wetgeving uitvoerbaar verklaard, waaronder enkele wetten die de gemeentelijke bestuursinrichting regelden. De Franse wet plaatste een maire aan het hoofd der gemeente. In gemeenten met minder dan 2500 inwoners, zoals Wamel met 1300 inwoners, werd deze bijgestaan door één 'adjoint' (adjunct) en bestond de 'conseil municipal' (gemeenteraad) uit tien leden.[3] Alle functionarissen werden benoemd door de prefect. De invoering van de Franse bestuursorganisatie had tot gevolg dat de scheiding tussen rechterlijke macht en administratief bestuur, die men sinds 1795 tot stand had willen brengen, daadwerkelijk in werking trad. De taken van de nieuwe gemeentebesturen lagen uitsluitend op administratief terrein. De maire voerde de wetten en bevelen van hogerhand uit en hield toezicht op de gemeenteambtenaren, waaronder de 'receveur' of 'percepteur' (ontvanger), die verantwoordelijk was voor de financiële administratie. De maire zat de gemeenteraad voor, maar was er geen lid van. De raad had slechts geringe bevoegdheid. Hij vergaderde ieder jaar veertien dagen en had de financiële controle over rekening en begroting. [4]
Ten dele was het genoemde decreet dat de invoering van de gemeentelijke bestuursinrichting per 1 januari 1811 regelde, slechts een formele bevestiging van een reeds bestaande situatie. In het departement van de Monden van de Rijn vonden namelijk reeds in juli 1810 de benoemingen en de eedafleggingen der maires en adjuncten plaats.
Net als elders nam het nieuwe gemeentebestuur van Wamel de taken van de eeuwenoude geërfdenorganisaties grotendeels over. De geërfden restte uiteindelijk slechts een taak op het gebied van de waterstaatszorg. Hiertoe bleven zij verenigd in van de gemeentebesturen afgescheiden publieke organisaties, zogenaamde polders. Vanaf 1838 werden deze aangeduid als dorpspolders.
Eind 1813, begin 1814 verlieten de Fransen deze streken en werd de Nederlandse soevereiniteit hersteld.
Bij soeverein besluit van 4 februari 1814 werd het arrondissement Nijmegen in bestuurlijk opzicht bij het departement van de Boven-IJssel gevoegd, dat sedert 1810 werd gevormd door het Gelderse grondgebied ten noorden van de Waal. Bij Grondwet van 29 maart 1814 werd de provincie Gelderland in ere hersteld. De titel 'prefect' werd vervangen door 'gouverneur'. In de arrondissementen, die nu weer kwartieren heetten, kwamen kwartierscommissarissen. De hoofden der plaatselijke besturen werden niet meer als 'maire' maar als 'burgemeester' aangeduid. In hoofdzaak bleef de door de Fransen ingevoerde gemeentelijke bestuursorganisatie echter gehandhaafd.
De samenvoeging per januari 1818 van de gemeenten Wamel en Leeuwen tot de nieuwe gemeente Wamel betekende het einde van de in 1810 in het leven geroepen gemeente Wamel.
1) Archief gemeente Winssen, inv. nr. 111: Bulletin der Wetten, 1e deel, No. 1, I (24 april 1810) en II (26 april 1810); Ramaer, Fansche tijd, 78; Gorissen, Städteatlas, 14; Hendriks, Steenkamer en Mustert, Nijmegen, 58-62; Adam e.a., Inventaris , IV, 1805-1807.
2) Archief gemeente Winssen, inv. nr. 111: Bulletin der Wetten, 1e deel, No. 1, III en IV (14 mei 1810); Gorissen, Städteatlas, 14-16.
3) Archief gemeente Wamel 1810-1817, Begroting voor 1817, inv. nr. (804).
4) Archief gemeente Winssen, inv. nr. 111: Bulletin der Wetten, 1e deel, No. 4, LXI (8 november 1810); Martens van Sevenhoven, Schets, 227; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 196-200.|
{{#if: * Adam, H.B.N.B., e.a. Inventaris van de archieven der gewestelijke besturen in de Bataafs-Franse tijd in Gelderland, 1795-1813. Arnhem, 1982-1983; 7 delen (Gelderse inventarissenreeks, nr. 21).
- Gorissen, F. Niederrheinischer Städteatlas/Geldrische Städte, 1. Heft: Nimwegen. Kleef, 1956 (Publikationen der Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde, nr. 51).
- Hendriks, H.J.J., M.J. Steenkamer en A.G. Mustert. Nijmegen onder raadpensionaris, koning, keizer en souvereine vorst. Zutphen, 1971 (Geldersche Historische Reeks, nr. 2).
- Kocken, M.J.A.V. Van stads- en plattelandsbestuur naar gemeentebestuur: proeve van een geschiedenis van ontstaan en ontwikkeling van het Nederlandse gemeentebestuur tot en met de Gemeentewet van 1851. Den Haag, 1973.
- Martens van Sevenhoven, A.H. 'Schets van de geschiedenis der burgerlijke gemeenten in Gelderland vóór de invoering der gemeentewet van 1851'. Jonkheer mr. A.H. Martens van Sevenhoven: een keuze uit zijn geschriften. Arnhem, 1977 (Werken der vereniging Gelre, nr. 35), blz. 203-257.
- Ramaer, J.C. Geschiedkundige atlas van Nederland: de Fransche tijd (1795-1815). Den Haag, 1926.|
Bronnen
- Adam, H.B.N.B., e.a. Inventaris van de archieven der gewestelijke besturen in de Bataafs-Franse tijd in Gelderland, 1795-1813. Arnhem, 1982-1983; 7 delen (Gelderse inventarissenreeks, nr. 21).
- Gorissen, F. Niederrheinischer Städteatlas/Geldrische Städte, 1. Heft: Nimwegen. Kleef, 1956 (Publikationen der Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde, nr. 51).
- Hendriks, H.J.J., M.J. Steenkamer en A.G. Mustert. Nijmegen onder raadpensionaris, koning, keizer en souvereine vorst. Zutphen, 1971 (Geldersche Historische Reeks, nr. 2).
- Kocken, M.J.A.V. Van stads- en plattelandsbestuur naar gemeentebestuur: proeve van een geschiedenis van ontstaan en ontwikkeling van het Nederlandse gemeentebestuur tot en met de Gemeentewet van 1851. Den Haag, 1973.
- Martens van Sevenhoven, A.H. 'Schets van de geschiedenis der burgerlijke gemeenten in Gelderland vóór de invoering der gemeentewet van 1851'. Jonkheer mr. A.H. Martens van Sevenhoven: een keuze uit zijn geschriften. Arnhem, 1977 (Werken der vereniging Gelre, nr. 35), blz. 203-257.
- Ramaer, J.C. Geschiedkundige atlas van Nederland: de Fransche tijd (1795-1815). Den Haag, 1926.
|}} |}}
{{#if: Medio februari 1810 namen Franse troepen bezit van de vesting Nijmegen en het overige gedeelte van Gelderland bezuiden de Waal. Op 16 maart stond de koning van Holland bij het Traktaat van Parijs dit gebied af aan het Franse keizerrijk. Bij senaatsbesluit van 24 april 1810 en het daaropvolgend keizerlijk decreet van 26 april ging het ingelijfde gedeelte van Gelderland deel uitmaken van het nieuw opgerichte departement 'des Bouches du Rhin' (van de Monden van de Rijn), met 's-Hertogenbosch als hoofdstad. Aan het hoofd van het departementaal bestuur stond een prefect. Het departement van de Monden van de Rijn was onderverdeeld in drie arrondissementen (Eindhoven, 's-Hertogenbosch en Nijmegen), aan het hoofd waarvan onderprefecten werden aangesteld. Deze fungeerden als tussenpersoon tussen het departementaal bestuur en de lokale besturen. [1]
Bij keizerlijk decreet van 14 mei 1810 werden de drie arrondissementen van het departement van de Monden van de Rijn onderverdeeld in kantons, die elk een aantal 'mairieën' of 'communes' (gemeenten) omvatten. De nieuw gevormde gemeente Wamel werd ingedeeld bij het kanton Druten. Dit kanton behoorde tot het arrondissement Nijmegen. [2]
Bij keizerlijk decreet van 8 november 1810 werd in het nieuw ingelijfd gebied per 1 januari 1811 een deel van de Franse wetgeving uitvoerbaar verklaard, waaronder enkele wetten die de gemeentelijke bestuursinrichting regelden. De Franse wet plaatste een maire aan het hoofd der gemeente. In gemeenten met minder dan 2500 inwoners, zoals Wamel met 1300 inwoners, werd deze bijgestaan door één 'adjoint' (adjunct) en bestond de 'conseil municipal' (gemeenteraad) uit tien leden.[3] Alle functionarissen werden benoemd door de prefect. De invoering van de Franse bestuursorganisatie had tot gevolg dat de scheiding tussen rechterlijke macht en administratief bestuur, die men sinds 1795 tot stand had willen brengen, daadwerkelijk in werking trad. De taken van de nieuwe gemeentebesturen lagen uitsluitend op administratief terrein. De maire voerde de wetten en bevelen van hogerhand uit en hield toezicht op de gemeenteambtenaren, waaronder de 'receveur' of 'percepteur' (ontvanger), die verantwoordelijk was voor de financiële administratie. De maire zat de gemeenteraad voor, maar was er geen lid van. De raad had slechts geringe bevoegdheid. Hij vergaderde ieder jaar veertien dagen en had de financiële controle over rekening en begroting. [4]
Ten dele was het genoemde decreet dat de invoering van de gemeentelijke bestuursinrichting per 1 januari 1811 regelde, slechts een formele bevestiging van een reeds bestaande situatie. In het departement van de Monden van de Rijn vonden namelijk reeds in juli 1810 de benoemingen en de eedafleggingen der maires en adjuncten plaats.
Net als elders nam het nieuwe gemeentebestuur van Wamel de taken van de eeuwenoude geërfdenorganisaties grotendeels over. De geërfden restte uiteindelijk slechts een taak op het gebied van de waterstaatszorg. Hiertoe bleven zij verenigd in van de gemeentebesturen afgescheiden publieke organisaties, zogenaamde polders. Vanaf 1838 werden deze aangeduid als dorpspolders.
Eind 1813, begin 1814 verlieten de Fransen deze streken en werd de Nederlandse soevereiniteit hersteld.
Bij soeverein besluit van 4 februari 1814 werd het arrondissement Nijmegen in bestuurlijk opzicht bij het departement van de Boven-IJssel gevoegd, dat sedert 1810 werd gevormd door het Gelderse grondgebied ten noorden van de Waal. Bij Grondwet van 29 maart 1814 werd de provincie Gelderland in ere hersteld. De titel 'prefect' werd vervangen door 'gouverneur'. In de arrondissementen, die nu weer kwartieren heetten, kwamen kwartierscommissarissen. De hoofden der plaatselijke besturen werden niet meer als 'maire' maar als 'burgemeester' aangeduid. In hoofdzaak bleef de door de Fransen ingevoerde gemeentelijke bestuursorganisatie echter gehandhaafd.
De samenvoeging per januari 1818 van de gemeenten Wamel en Leeuwen tot de nieuwe gemeente Wamel betekende het einde van de in 1810 in het leven geroepen gemeente Wamel.
1) Archief gemeente Winssen, inv. nr. 111: Bulletin der Wetten, 1e deel, No. 1, I (24 april 1810) en II (26 april 1810); Ramaer, Fansche tijd, 78; Gorissen, Städteatlas, 14; Hendriks, Steenkamer en Mustert, Nijmegen, 58-62; Adam e.a., Inventaris , IV, 1805-1807.
2) Archief gemeente Winssen, inv. nr. 111: Bulletin der Wetten, 1e deel, No. 1, III en IV (14 mei 1810); Gorissen, Städteatlas, 14-16.
3) Archief gemeente Wamel 1810-1817, Begroting voor 1817, inv. nr. (804).
4) Archief gemeente Winssen, inv. nr. 111: Bulletin der Wetten, 1e deel, No. 4, LXI (8 november 1810); Martens van Sevenhoven, Schets, 227; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 196-200.|
Verantwoording
{{#if: AoB / S. Vonk en J. van der Heijden|Inleiding van de toegang op het archief door AoB / S. Vonk en J. van der Heijden.|}} {{#if:2009|(2009)|}}
|}}
{{#if: 1.1 Bestuursinstellingen| |}}
{{#if: | [[Categorie:]] |}}
{{#if: | [[Categorie:]] |}}
{{#if: | [[Categorie:]] |}}