Gemeentelijk museum
Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!
Het gemeentelijke museum ontstaat uit de oudheidkamer, maar pas in 1912 krijgt het museum een eigen gebouw in de Mariënburgkapel, waar het tot 1974 gevestigd blijft.
Oprichting
Het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw wordt gekenmerkt door een gestage groei van de verzameling 'Gedenkstukken van Geschiedenis en Kunst'. Na de uitbreiding met de in 1851 geaccepteerde collectie Guyot zorgen vooral de vele bodemvondsten voor een toename van de gemeentelijke verzameling. Een gevolg is ruimtegebrek in de bestaande oudheidkamer op de eerste verdieping van het stadhuis. Meerder malen klaagt de Commissie ter verzekering eener goede bewaring van Gedenkstukken van Geschiedenis en Kunst, de beheerscommissie van het 'museum, over plaatsgebrek.<ref>Meijs, H., Antique stukken ende andere rariteyten. Geschiedenis van de Nijmeegse collecties van geschiedenis en kunst, (scriptie G.A.N. 1985), pp. 25 e.v.</ref>
Het duurt tot 1912 eer het museum over een eigen gebouw beschikt. In dat jaar wordt de Mariënburgkapel betrokken. Rond 1850 is nauwelijks sprake van een museum dat functioneert als een plaats waar voor bezoekers voorwerpen geëxposeerd worden. Centraal staat "de zorg voor eene goede bewaring" waarmee zich de burgemeester in hoogst eigen persoon "welwillend belast".<ref>Gemeenteverslag, 1852, p. 72.</ref>
Personeel
De taakopvatting verandert in 1888 als voor het museum een amanuensis wordt aangesteld. Deze functioneert als suppoost voor het museum en als gids voor bezoekers van het raadhuis.<ref>Gemeenteverslag, 1888, p. 137.</ref> De aanstelling is blijkbaar een succes, want het grote aantal van 2693 betalende bezoekers stemt de raad tot zulke tevredenheid dat besloten wordt de jaarwedde van de amanuensis te verhogen.<ref>Gemeenteverslag, 1889, bijlage I.</ref> Nadat eerdere plannen in 1870 schipbreuk hebben geleden, wordt in 1893 in de ruimtes van het museum in het stadhuis een gemeentebibliotheek geopend. Wanneer in 1912 het museum van het stadhuis verhuisd is naar de Mariënburgkapel, blijkt dat er vanwege de verschillende verdiepingen moeilijk door één persoon toezicht gehouden kan worden. Daarom krijgt de amanuensis versterking van een assistent-amanuensis. Een directie/ directeur heeft het museum formeel niet. Het beheer is en blijft in handen van de de Commissie ter verzekering eener goede bewaring van Gedenkstukken van Geschiedenis en Kunst. De leiding over de dagelijkse gang van zaken is toevertrouwd aan de stadsarchivaris.
Tweede museum
Het gemeentemuseum blijft ook in het begin van de twintigste eeuw gevestigd in de Mariënburgkapel en de commissie gedenkstukken behoudt haar beheersfunctie. De gemeentelijke bijdragen aan het museum blijven gelijk: de gemeente stelt de ruimte beschikbaar, bekostigt het personeel en verstrekt bovendien jaarlijks een kleine subsidie aan de commissie gedenkstukken voor het doen van aankopen. Naast het museum in de Mariënburgkapel komt er in de jaren dertig nog een tweede museum, het Belvoirmuseum. Ligt in het eerste museum de nadruk vooral op de kunsthistorische waarde van de tentoongestelde voorwerpen, in het Belvoirmuseum ligt het accent op het esthetische, op het "genieten van voorwerpen die getoond worden om der schoonheid wille".<ref>Meijs, H., Antique stukken ende andere rariteyten. Geschiedenis van de Nijmeegse collecties van geschiedenis en kunst, (scriptie GAN), Nijmegen 1985, p. 42, 43.</ref>
Herstelwerkzaamheden
In november 1942 volgt J.A.B.M. de Jong [M.P.M. Daniels|Daniels, M.]] op als gemeentearchivaris en directeur van het gemeentemuseum.<ref>L.J. Rogier, Balans van een dubbelleven, in: Numaga (15)1968, nr. 2/3, pp. 43-44.</ref> Hij is de laatste die de dubbelfunctie museumdirecteur/gemeentearchivaris bekleedt.
Tussen 1945 en 1961 wordt het museum, dat gevestigd blijft in de Mariënburgkapel, ettelijke keren tijdelijk gesloten, aanvankelijk als gevolg van herstelwerkzaamheden door oorlogsschade, later in verband met verschillende moderniseringen. In verband met het vertrek van de Jong als directeur van het gemeentemuseum wordt per 1 maart 1970 G.Th.M. Lemmens benoemd als conservator, hetgeen een aanwijzing kan zijn dat de gemeente het museum een grotere rol wil laten spelen. De archivaris|gemeente-archivaris blijft belast met het beheer van het gebouw en de leiding van het personeel. In 1954 bedraagt het aantal medewerkers van archief en museum tezamen 5, in 1966 8, in 1970 10. Het gemeentemuseum blijft tot 1974 gevestigd in de Mariënburgkapel.<ref>S.A.N. 5633, 5620 en H. Meys, Anticque stukken ende andere rariteyten. Geschiedenis van de Nijmeegse collecties van geschiedenis en kunst, (scriptie GAN), Nijmegen 1985, p. 55-58.</ref>
Voetnoten
<references/>
Bronnen
- Gruppelaar, L., Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1851-1919, Gemeentearchief Nijmegen, 1994.
- Gruppelaar, L., Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1919-1945, Gemeentearchief Nijmegen, 1995.
- Nabuurs, N., Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1945-1984, Gemeentearchief Nijmegen, 1996.
Verantwoording
Bewerking van de resultaten van onderzoek, gedaan in de jaren 1994-1996, naar lokaal bestuur en gemeentelijke overheid in Nijmegen door Lisette Kuijper (Regionaal Archief Nijmegen, 2010)