Kalmthout, P.J.C. van

Uit Het Digitale Huis
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!

Algemene gegevens
Naam : Kalmthout, P.J.C. van
Andere naam (namen):

{{#if: Piet van Kalmthout| * Andere naam::Piet van Kalmthout|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam2}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam3}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam4}}}]]|}}

Bestaansperiode: Beginjaar::1951 - Eindjaar::
Rechtsvorm: Rechtsvorm::
Voorganger(s):

{{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger1}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger2}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger3}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger4}}}]]|}}

Opvolger(s):

{{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger1}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger2}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger3}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger4}}}]]|}}

Hoger orgaan:

{{#if: | Hoger orgaan::|}}

Archief
{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126486355%7C Het archief van deze organisatie is in beheer bij het Regionaal Archief Nijmegen. De toegang met de beschrijving van de stukken is bereikbaar via deze link:
|}}

{{#if: | Vindplaats archief:|}}

{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126486355%7C Icoon archief.png
|}}{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126486355%7CNaar beschrijving archief|}}{{#if: | |}}

{{#if: De eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog was de woningnood extreem groot. Een manier om het schrijnende tekort aan woonruimte voor jonge gezinnen te verzachten was de bouw van bejaardentehuizen. Het was de bedoeling dat 65-plussers hun eengezinswoning zouden inruilen voor een kamer in een tehuis en zo ruimte vrijmaakten voor jonge gezinnen. De regering stimuleerde niet alleen de bouw van honderden bejaardentehuizen of -oorden, maar moedigde ouderen ook aan zich daar te vestigen door hen een comfortabele oude dag (veilig, warm, gezellig, voor eten en drinken werd gezorgd) te beloven. Hierdoor meldden zoveel mensen zich aan dat de behoefte aan toelatingscriteria groeide. Na een periode waarin deze lokaal of regionaal waren vastgesteld, regelde de Wet op de Bejaardenoorden uit 1977 bij artikel 6j de indicatiestelling voor het hele land. Voortaan mochten alleen ouderen met bepaalde aandoeningen en een zekere zorgbehoefte in een bejaardenoord worden opgenomen. Voorwaarde was een positief advies van de gemeentelijke indicatiecommissie. Inmiddels vergrijsde de Nederlandse bevolking. Meer mensen bereikten de pensioengerechtigde leeftijd, maar ook het aantal tachtig- en negentigplussers nam sterk toe. Steeds meer mannen en vrouwen waren lichamelijk en/of geestelijk zo kwetsbaar dat zij aangewezen waren op medisch toezicht en een continue verpleegkundige zorg. Voor hen was niet het bejaardenoord, maar het verpleeghuis de aangewezen locatie. Hoewel er in het begin van de twintigste eeuw al verpleeghuizen waren geopend, begon de enorme groei van deze sector pas, nadat in 1968, mede op initiatief van de Nijmegenaar Johan de Jonge, de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) van kracht was geworden. Er ontstonden twee hoofdgroepen: somatische verpleeghuizen voor ouderen met lichamelijke klachten en psychogeriatrische, bestemd voor dementerende ouderen. Aanvankelijk regelden huisarts en verpleeghuis de opname onderling, maar toen de toeloop groeide, ontstond ook hier de behoefte aan objectieve criteria. Zonder wettelijke basis ontstonden overal selectiecommissies die aanvragen aan deze criteria toetsten. In Nijmegen werd in 1973 het eerste initiatief in deze richting genomen.|

Algemene context

De eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog was de woningnood extreem groot. Een manier om het schrijnende tekort aan woonruimte voor jonge gezinnen te verzachten was de bouw van bejaardentehuizen. Het was de bedoeling dat 65-plussers hun eengezinswoning zouden inruilen voor een kamer in een tehuis en zo ruimte vrijmaakten voor jonge gezinnen. De regering stimuleerde niet alleen de bouw van honderden bejaardentehuizen of -oorden, maar moedigde ouderen ook aan zich daar te vestigen door hen een comfortabele oude dag (veilig, warm, gezellig, voor eten en drinken werd gezorgd) te beloven. Hierdoor meldden zoveel mensen zich aan dat de behoefte aan toelatingscriteria groeide. Na een periode waarin deze lokaal of regionaal waren vastgesteld, regelde de Wet op de Bejaardenoorden uit 1977 bij artikel 6j de indicatiestelling voor het hele land. Voortaan mochten alleen ouderen met bepaalde aandoeningen en een zekere zorgbehoefte in een bejaardenoord worden opgenomen. Voorwaarde was een positief advies van de gemeentelijke indicatiecommissie. Inmiddels vergrijsde de Nederlandse bevolking. Meer mensen bereikten de pensioengerechtigde leeftijd, maar ook het aantal tachtig- en negentigplussers nam sterk toe. Steeds meer mannen en vrouwen waren lichamelijk en/of geestelijk zo kwetsbaar dat zij aangewezen waren op medisch toezicht en een continue verpleegkundige zorg. Voor hen was niet het bejaardenoord, maar het verpleeghuis de aangewezen locatie. Hoewel er in het begin van de twintigste eeuw al verpleeghuizen waren geopend, begon de enorme groei van deze sector pas, nadat in 1968, mede op initiatief van de Nijmegenaar Johan de Jonge, de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) van kracht was geworden. Er ontstonden twee hoofdgroepen: somatische verpleeghuizen voor ouderen met lichamelijke klachten en psychogeriatrische, bestemd voor dementerende ouderen. Aanvankelijk regelden huisarts en verpleeghuis de opname onderling, maar toen de toeloop groeide, ontstond ook hier de behoefte aan objectieve criteria. Zonder wettelijke basis ontstonden overal selectiecommissies die aanvragen aan deze criteria toetsten. In Nijmegen werd in 1973 het eerste initiatief in deze richting genomen. |}}

{{#if: P.J.C. van Kalmthout (Bergen op Zoom 1951) werd enkele jaren na afronding van zijn studie geneeskunde in 1981 hoofd van de medische dienst van het verpleeghuis Joachim en Anna aan de Groesbeekseweg in Nijmegen. Vanaf 1997 werkte hij in dit verpleeghuis als verpleeghuisarts, later specialist ouderengeneeskunde. In 1981 werd hij lid van de GAKOM (zie hieronder) en na de opheffing daarvan in 1988 voorzitter van het beleidsoverleg ROP en ROS (zie hieronder). De opname in een bejaardenoord werd sinds 1971 geregeld door de op initiatief van de gemeente ingestelde GAKOM (Gemeenschappelijke Advieskommissie). In 1978 werd deze commissie omgezet in een Indicatiecommissie ex Art 6j van de Wet op de Bejaardenoorden. In het spraakgebruik bleef de naam GAKOM overigens gehandhaafd. Nadat Dick Raes, psychiater in het Radboud Ziekenhuis en werkzaam bij de GG&GD (Gemeenschappelijke Geneeskundige & Gezondheids Dienst) het nodig voorwerk had gedaan, ging in 1975 de ROP (Regionale Opnemingscommissie Psychogeriatrie) van start, In 1981 volgde de ROS (Regionale Opnemingscommissie Somatiek). In deze commissies werkten verpleeghuizen, het verbindingskantoor van de ziekenfondsen en de GG&GD (tot 1984) / het RIAGG (Regionale Instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg, vanaf 1984) samen. Belangrijkste doelstelling was het op een rechtvaardige wijze toedelen van de schaarse verpleeghuisplaatsen aan de meest kwetsbare ouderen in de regio. De verpleeghuizen pasten hun opnamebeleid daaraan aan. ROP en ROS waren feitelijk ontstaan als een particulier initiatief; een wettelijke basis ontbrak. De betaling geschiedde door de participanten zelf. De centrale rol werd gespeeld door zogenaamde ‘veldwerkers’, die in de hele regio bekend waren en zelf de hele regio kenden. Voor de ROP waren dit sociaal psychiatrisch verpleegkundigen; voor de ROS verpleegkundigen. Zij brachten huisbezoeken, vulden indicatieformulieren in, begeleidden de mantelzorgers en bemiddelden bij opnames. Aan de hand van hun rapportage stelden ze samen met een verpleeghuisarts en een arts van het verbindingskantoor de indicatie en de opname-urgentie vast. In 1988 bracht het ministerie van Volksgezondheid de indicatiestelling onder één regeling: het Besluit Indicatie Advisering Bejaardenoorden en Verpleeginrichtingen. Hiermee werd de indicatiestelling een gemeentelijke taak. De gemeenten in de regio Nijmegen creëerden de Centrale Indicatiecommissie Nijmegen die haar werk in 1989 begon, maar feitelijk niet meer was dan een paraplu boven de drie bestaande indicatiecommissies: ROP, ROS en GAKOM, die alleen een nieuw jasje als subcommissie kregen. Deze situatie bleef bestaan totdat in 1997 de Wet op de Bejaardenoorden verviel en verzorgingshuizen ook werden opgenomen onder de AWBZ. De Centrale indicatiecommissie Nijmegen werd vervangen door het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO). Hiervan waren verpleeghuisartsen – en dus ook Van Kalmthout - geen lid meer. Het RIO diende namelijk onafhankelijk te zijn, waardoor er geen plaats meer was voor zorgaanbieders.|

Geschiedenis

P.J.C. van Kalmthout (Bergen op Zoom 1951) werd enkele jaren na afronding van zijn studie geneeskunde in 1981 hoofd van de medische dienst van het verpleeghuis Joachim en Anna aan de Groesbeekseweg in Nijmegen. Vanaf 1997 werkte hij in dit verpleeghuis als verpleeghuisarts, later specialist ouderengeneeskunde. In 1981 werd hij lid van de GAKOM (zie hieronder) en na de opheffing daarvan in 1988 voorzitter van het beleidsoverleg ROP en ROS (zie hieronder). De opname in een bejaardenoord werd sinds 1971 geregeld door de op initiatief van de gemeente ingestelde GAKOM (Gemeenschappelijke Advieskommissie). In 1978 werd deze commissie omgezet in een Indicatiecommissie ex Art 6j van de Wet op de Bejaardenoorden. In het spraakgebruik bleef de naam GAKOM overigens gehandhaafd. Nadat Dick Raes, psychiater in het Radboud Ziekenhuis en werkzaam bij de GG&GD (Gemeenschappelijke Geneeskundige & Gezondheids Dienst) het nodig voorwerk had gedaan, ging in 1975 de ROP (Regionale Opnemingscommissie Psychogeriatrie) van start, In 1981 volgde de ROS (Regionale Opnemingscommissie Somatiek). In deze commissies werkten verpleeghuizen, het verbindingskantoor van de ziekenfondsen en de GG&GD (tot 1984) / het RIAGG (Regionale Instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg, vanaf 1984) samen. Belangrijkste doelstelling was het op een rechtvaardige wijze toedelen van de schaarse verpleeghuisplaatsen aan de meest kwetsbare ouderen in de regio. De verpleeghuizen pasten hun opnamebeleid daaraan aan. ROP en ROS waren feitelijk ontstaan als een particulier initiatief; een wettelijke basis ontbrak. De betaling geschiedde door de participanten zelf. De centrale rol werd gespeeld door zogenaamde ‘veldwerkers’, die in de hele regio bekend waren en zelf de hele regio kenden. Voor de ROP waren dit sociaal psychiatrisch verpleegkundigen; voor de ROS verpleegkundigen. Zij brachten huisbezoeken, vulden indicatieformulieren in, begeleidden de mantelzorgers en bemiddelden bij opnames. Aan de hand van hun rapportage stelden ze samen met een verpleeghuisarts en een arts van het verbindingskantoor de indicatie en de opname-urgentie vast. In 1988 bracht het ministerie van Volksgezondheid de indicatiestelling onder één regeling: het Besluit Indicatie Advisering Bejaardenoorden en Verpleeginrichtingen. Hiermee werd de indicatiestelling een gemeentelijke taak. De gemeenten in de regio Nijmegen creëerden de Centrale Indicatiecommissie Nijmegen die haar werk in 1989 begon, maar feitelijk niet meer was dan een paraplu boven de drie bestaande indicatiecommissies: ROP, ROS en GAKOM, die alleen een nieuw jasje als subcommissie kregen. Deze situatie bleef bestaan totdat in 1997 de Wet op de Bejaardenoorden verviel en verzorgingshuizen ook werden opgenomen onder de AWBZ. De Centrale indicatiecommissie Nijmegen werd vervangen door het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO). Hiervan waren verpleeghuisartsen – en dus ook Van Kalmthout - geen lid meer. Het RIO diende namelijk onafhankelijk te zijn, waardoor er geen plaats meer was voor zorgaanbieders. |Van deze organisatie is nog geen beschrijving beschikbaar.}}

{{#if: Advisering en besluitvorming over de opname van vooral ouderen in bejaardenoorden / verzorgingshuizen en somatische en psychogeriatrische verpleeghuizen|

Taken en activiteiten

Advisering en besluitvorming over de opname van vooral ouderen in bejaardenoorden / verzorgingshuizen en somatische en psychogeriatrische verpleeghuizen |}}

{{#if: |

Organisatie

|}}

{{#if: {{#if:-|locatie periode::-:|}}plaatsnaam::Nijmegen adres:: {{#if:|locatie in googlemaps|}}
|

Locatie

{{#if:-|locatie periode::-:|}}plaatsnaam::Nijmegen adres:: {{#if:|locatie in googlemaps|}}
|}} {{#if: |

|}} {{#if: P.J.C. van Kalmthout (Bergen op Zoom 1951) werd enkele jaren na afronding van zijn studie geneeskunde in 1981 hoofd van de medische dienst van het verpleeghuis Joachim en Anna aan de Groesbeekseweg in Nijmegen. Vanaf 1997 werkte hij in dit verpleeghuis als verpleeghuisarts, later specialist ouderengeneeskunde. In 1981 werd hij lid van de GAKOM (zie hieronder) en na de opheffing daarvan in 1988 voorzitter van het beleidsoverleg ROP en ROS (zie hieronder). De opname in een bejaardenoord werd sinds 1971 geregeld door de op initiatief van de gemeente ingestelde GAKOM (Gemeenschappelijke Advieskommissie). In 1978 werd deze commissie omgezet in een Indicatiecommissie ex Art 6j van de Wet op de Bejaardenoorden. In het spraakgebruik bleef de naam GAKOM overigens gehandhaafd. Nadat Dick Raes, psychiater in het Radboud Ziekenhuis en werkzaam bij de GG&GD (Gemeenschappelijke Geneeskundige & Gezondheids Dienst) het nodig voorwerk had gedaan, ging in 1975 de ROP (Regionale Opnemingscommissie Psychogeriatrie) van start, In 1981 volgde de ROS (Regionale Opnemingscommissie Somatiek). In deze commissies werkten verpleeghuizen, het verbindingskantoor van de ziekenfondsen en de GG&GD (tot 1984) / het RIAGG (Regionale Instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg, vanaf 1984) samen. Belangrijkste doelstelling was het op een rechtvaardige wijze toedelen van de schaarse verpleeghuisplaatsen aan de meest kwetsbare ouderen in de regio. De verpleeghuizen pasten hun opnamebeleid daaraan aan. ROP en ROS waren feitelijk ontstaan als een particulier initiatief; een wettelijke basis ontbrak. De betaling geschiedde door de participanten zelf. De centrale rol werd gespeeld door zogenaamde ‘veldwerkers’, die in de hele regio bekend waren en zelf de hele regio kenden. Voor de ROP waren dit sociaal psychiatrisch verpleegkundigen; voor de ROS verpleegkundigen. Zij brachten huisbezoeken, vulden indicatieformulieren in, begeleidden de mantelzorgers en bemiddelden bij opnames. Aan de hand van hun rapportage stelden ze samen met een verpleeghuisarts en een arts van het verbindingskantoor de indicatie en de opname-urgentie vast. In 1988 bracht het ministerie van Volksgezondheid de indicatiestelling onder één regeling: het Besluit Indicatie Advisering Bejaardenoorden en Verpleeginrichtingen. Hiermee werd de indicatiestelling een gemeentelijke taak. De gemeenten in de regio Nijmegen creëerden de Centrale Indicatiecommissie Nijmegen die haar werk in 1989 begon, maar feitelijk niet meer was dan een paraplu boven de drie bestaande indicatiecommissies: ROP, ROS en GAKOM, die alleen een nieuw jasje als subcommissie kregen. Deze situatie bleef bestaan totdat in 1997 de Wet op de Bejaardenoorden verviel en verzorgingshuizen ook werden opgenomen onder de AWBZ. De Centrale indicatiecommissie Nijmegen werd vervangen door het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO). Hiervan waren verpleeghuisartsen – en dus ook Van Kalmthout - geen lid meer. Het RIO diende namelijk onafhankelijk te zijn, waardoor er geen plaats meer was voor zorgaanbieders.| {{#if: Archief Van Kalmthout, invnr 51: Typoscript van teksten van Van Kalmthout betreffende de geschiedenis van de indicatiecommissie voor de huisvesting van ouderen in Nijmegen binnen de context van de AWBZ.|

Bronnen

Archief Van Kalmthout, invnr 51: Typoscript van teksten van Van Kalmthout betreffende de geschiedenis van de indicatiecommissie voor de huisvesting van ouderen in Nijmegen binnen de context van de AWBZ. |}} |}}

{{#if: P.J.C. van Kalmthout (Bergen op Zoom 1951) werd enkele jaren na afronding van zijn studie geneeskunde in 1981 hoofd van de medische dienst van het verpleeghuis Joachim en Anna aan de Groesbeekseweg in Nijmegen. Vanaf 1997 werkte hij in dit verpleeghuis als verpleeghuisarts, later specialist ouderengeneeskunde. In 1981 werd hij lid van de GAKOM (zie hieronder) en na de opheffing daarvan in 1988 voorzitter van het beleidsoverleg ROP en ROS (zie hieronder). De opname in een bejaardenoord werd sinds 1971 geregeld door de op initiatief van de gemeente ingestelde GAKOM (Gemeenschappelijke Advieskommissie). In 1978 werd deze commissie omgezet in een Indicatiecommissie ex Art 6j van de Wet op de Bejaardenoorden. In het spraakgebruik bleef de naam GAKOM overigens gehandhaafd. Nadat Dick Raes, psychiater in het Radboud Ziekenhuis en werkzaam bij de GG&GD (Gemeenschappelijke Geneeskundige & Gezondheids Dienst) het nodig voorwerk had gedaan, ging in 1975 de ROP (Regionale Opnemingscommissie Psychogeriatrie) van start, In 1981 volgde de ROS (Regionale Opnemingscommissie Somatiek). In deze commissies werkten verpleeghuizen, het verbindingskantoor van de ziekenfondsen en de GG&GD (tot 1984) / het RIAGG (Regionale Instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg, vanaf 1984) samen. Belangrijkste doelstelling was het op een rechtvaardige wijze toedelen van de schaarse verpleeghuisplaatsen aan de meest kwetsbare ouderen in de regio. De verpleeghuizen pasten hun opnamebeleid daaraan aan. ROP en ROS waren feitelijk ontstaan als een particulier initiatief; een wettelijke basis ontbrak. De betaling geschiedde door de participanten zelf. De centrale rol werd gespeeld door zogenaamde ‘veldwerkers’, die in de hele regio bekend waren en zelf de hele regio kenden. Voor de ROP waren dit sociaal psychiatrisch verpleegkundigen; voor de ROS verpleegkundigen. Zij brachten huisbezoeken, vulden indicatieformulieren in, begeleidden de mantelzorgers en bemiddelden bij opnames. Aan de hand van hun rapportage stelden ze samen met een verpleeghuisarts en een arts van het verbindingskantoor de indicatie en de opname-urgentie vast. In 1988 bracht het ministerie van Volksgezondheid de indicatiestelling onder één regeling: het Besluit Indicatie Advisering Bejaardenoorden en Verpleeginrichtingen. Hiermee werd de indicatiestelling een gemeentelijke taak. De gemeenten in de regio Nijmegen creëerden de Centrale Indicatiecommissie Nijmegen die haar werk in 1989 begon, maar feitelijk niet meer was dan een paraplu boven de drie bestaande indicatiecommissies: ROP, ROS en GAKOM, die alleen een nieuw jasje als subcommissie kregen. Deze situatie bleef bestaan totdat in 1997 de Wet op de Bejaardenoorden verviel en verzorgingshuizen ook werden opgenomen onder de AWBZ. De Centrale indicatiecommissie Nijmegen werd vervangen door het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO). Hiervan waren verpleeghuisartsen – en dus ook Van Kalmthout - geen lid meer. Het RIO diende namelijk onafhankelijk te zijn, waardoor er geen plaats meer was voor zorgaanbieders.|

Verantwoording

{{#if: Rob Wolf|Inleiding van de toegang op het archief door Rob Wolf.|}} {{#if:2016|(2016)|}}

|}}


{{#if: 11 Families en personen| |}} {{#if: 14.3 Bejaardenzorg| |}} {{#if: | [[Categorie:]] |}} {{#if: | [[Categorie:]] |}}

{{#if:2709| |}}