Kasteel Dukenburg ofwel De Dukenburg

Uit Het Digitale Huis
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!

Kasteel Dukenburg bestond al in 1379, toen in een charter sprake was van een ridder Lambert Zebars gehuwd met vrouwe Johanna van Duyckenborch. De burcht had toen de vorm van een gelijkzijdig vierkant van muren en grachten, waarvan tenminste de zijde van de ingang door ronde torens geflankeerd werd. Het oudste stenen gebouw, waarvan de bovenverdieping door een traptorentje betreden kon worden, stond op de binnenplaats aan de zijde tegenover de ingang. De burcht werd wegens zijn ligging en ruimte graag door belegeraars van de stad als hoofdkwartier gebruikt. Karel de Stoute lag hier in 1473, hertog Johan van Kleve in 1479; Barlaimont bezette het kasteel in 1585. Turenne die Nijmegen in 1672 belegerde had hier zijn hoofdkwartier en ook de Franse bezetter die de stad in 1674 verliet. De hertog van Marlborough lag hier in 1702. Ten slotte sloeg generaal Souham hier zijn kwartier op toen hij Nijmegen in 1794 bestormde.

Omdat men in 1582 bang was dat de burcht in handen van de Spanjaarden zou vallen werd de toren afgebroken en vervangen door een eenvoudig portaal. Drie jaar later nam de vijand inderdaad bezit van het kasteel en stak het vervolgens in brand. Het kasteel werd daarna herbouwd. In 1720 werd het afgebroken en vervangen door een eenvoudig huis met twee verdiepingen en ingericht tot woonhuis. Bij de verkoop in 1736 door A. van Schuylenburg aan zijn stiefzoon W.A. de Quay spreekt de koopakte van ‘de Duyckenborgh, met huys, hoff nieuwe timmeragie genaemt de Orangerie, stallingen en 5 of 6 bouwhoven’. In de Nijmeegsche Courant van 5 en 11 oktober 1819 werd het huis op afbraak te koop aangeboden. In 1822 is het inderdaad afgebroken. Waarschijnlijk is het tegenwoordige gebouw nog een vleugel van de vroegere oranjerie.

Udo de Boese, burggraaf van Nijmegen van 1397-1405 is de oudst bekende leenman van Dukenburg. Daarna moet het landgoed in bezit geweest zijn van Herman van Sandwyck. Vervolgens was het tot 1576 in handen van het geslacht van Boedtbergen en behoorde het van 1576-1597 tot het geslacht Valckenaer. In 1688 kwam Dukenburg in het bezit van Willem van Schuylenburg, die het naliet aan zijn zoon Adriaan. Deze verkocht het in 1736 aan zijn stiefzoon Willem Arend de Quay. In 1767 kwam Dukenburg in handen van Willem Carel Snouckaert van Schauburg, die zich in 1783 bevrijdde van de leenplicht aan het Huis Batenburg. In augustus 1798 kocht Leonard Rutgers van Rosenburg het landgoed. Deze verkocht het in 1816 weer aan Hendrik Reinier Coole. Daarna wisselde het landgoed nog enige malen van eigenaar.

Bronnen

Regionaal Archief Nijmegen, Wetenschappelijke correspondentie, inv.nr. 562-080 (1971).


Commentaar

<comments hideForm="false"/> of, lees de overige commentaren ...