Algemene gegevens | |
---|---|
Naam : | Keuringsdienst van Waren Gemeente Nijmegen |
Andere naam (namen): |
|
Bestaansperiode: | 1907 - 1985 |
Rechtsvorm: | |
Voorganger(s): |
|
Opvolger(s): |
|
Hoger orgaan: |
|
Archief | |
Het archief van deze organisatie is in beheer bij het Regionaal Archief Nijmegen. De toegang met de beschrijving van de stukken is bereikbaar via deze link: | |
![]() Naar beschrijving archief |
Het stadsbestuur bemoeide zich al in de middeleeuwen met de kwaliteit van eet- en drinkwaren. Zij stelde vast welke ingrediënten de waren moesten of juist niet mochten bevatten en wie de levensmiddelen mocht produceren en/of verkopen. Ook keurde de stad zelf voedselwaren. Zo bestonden er keurmeesters voor vlees en vis. Vonden keuringen aanvankelijk plaats met gebruikmaking van gezichts-, geur- en smaakwaarnemingen, vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw werden ze op meer wetenschappelijke wijze uitgevoerd. In Amsterdam werd in 1858 de eerste keuringsdienst opgericht.
De Nijmeegse gemeenteraad besloot in januari 1901 om voedingsmiddelen te laten onderzoeken door een deskundige. Apotheker J.M. Steyns voerde deze functie uit. Op 15 juni 1907 besloot de gemeenteraad tot de oprichting van een gemeentelijke keuringsdienst.
De Keuringsdienst begon op 1 oktober 1907 en was gevestigd in een gebouwtje op het terrein van het slachthuis. Beperkte het werkterrein van de dienst zich aanvankelijk tot de gemeente, in 1921, met het in werking treden van de Warenwet van 1919, werd dat gebied ineens uitgebreid naar 64 gemeenten: alle gemeenten in het Rijk van Nijmegen, het Land van Maas en Waal, de gehele Betuwe ten westen van Elst, Noord-Brabant ten oosten van de Peel en Noord-Limburg ten oosten van de Maas.
Het onderkomen op het slachthuisterrein werd nu snel te klein. Eind 1923 loste de gemeente het ontstane ruimtegebrek op met een verhuizing van de dienst naar een voormalige sigarenfabriek aan de Van Nispenstraat.
Doordat het aantal regionale keuringsdiensten in 1936 werd teruggebracht van 21 naar 16 veranderde het keuringsgebied van de dienst in Nijmegen opnieuw: 82 gemeenten werden nu vanuit Nijmegen bediend. De gemeenten in de Betuwe ten westen van Tiel gingen naar het keuringsgebied van Utrecht, maar de oostelijke Betuwe, de Liemers, de zuidflank van de Veluwe, Noordwest-Limburg en Noordoost-Brabant werden aan het keuringsgebied van Nijmegen toegevoegd. Door gemeentelijke herindelingen daalde het aantal gemeenten vervolgens, maar het werkgebied bleef min of meer gelijk. Het keuringsgebied van Nijmegen bestreek in 1977 het Rijk van Nijmegen, het Land van Maas en Waal, de Over-Betuwe, de zuidelijke Veluwe en delen van het Maasland, de Peel en de Liemers.
Per 1 januari 1986 werden alle plaatselijke en regionale keuringsdiensten overgedragen aan het Rijk. Er ontstond een Rijkskeuringsdienst van Waren die in 1995 werd omgevormd tot de Inspectie Gezondheidsbescherming/Keuringsdienst van Waren. Bij de samenvoeging met de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees wijzigde de naam in 1998 in Inspectie Waren en Veterinaire zaken. In 2002 ging deze op in de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
In 1977 behelsden de taken het toezien op de naleving van de Warenwet, de Bestrijdingsmiddelenwet en de Bedrijfsschaps- en Productschapsverordeningen. Vleeswaren onderzocht de Keuringsdienst van Waren alleen chemisch, de hygiënische controle werd gedaan door de Vleeskeuringsdienst. De dienst deed ook onderzoek naar andere dan voedingsmiddelen, zoals grondstoffen waaruit voedingsmiddelen werden geproduceerd, verpakkingsmiddelen, meubelstof, beddengoed, eet- en drinkgerei en kinderspeelgoed. Verder gaf de dienst voorlichting aan de consument en producent.
De leiding lag aanvankelijk bij de directeur van het Slachthuis. Verder waren er een scheikundige en twee keurmeesters. Na het afscheid van de directeur van het slachthuis in 1921 kreeg de keuringsdienst een eigen directeur. Het aantal medewerkers was in 1940 uitgebreid: onder de directeur vielen twee scheikundigen, een veearts, vier analisten, een chef-keurmeester, zes keurmeesters, een boekhouder, twee klerken, een conciërge/amanuensis en een spoelmeisje.
In 1977 was het aantal bij de dienst werkzame personen opgelopen tot vijftig: een directeur die het beleid bepaalde, een adjunct-directeur als hoofd van de laboratoria, 8 administratief medewerkers, 15 medewerkers van de buitendienst die controles uitvoerden, een technicus, 19 man in de chemische laboratoria en 5 personeelsleden in een microbiologisch laboratorium. Allen waren in dienst van de gemeente Nijmegen. De kosten van de dienst werden voor de helft door het Rijk gedragen en voor de helft door de deelnemende gemeenten.
1907-1923:Nijmegen Linker Waalbandijk 14a locatie in googlemaps
1923-1977:Nijmegen Van Nispenstraat 3-5 locatie in googlemaps
1977-1985:Nijmegen Meijhorst 6002 locatie in googlemaps
Inleiding van de toegang op het archief door Hylke Roodenburg. (2017)