Algemene gegevens locatie | |
---|---|
Naam locatie : | Mariënburgkapel |
Plaatsnaam : | Nijmegen |
Straatnaam : | Mariënburg |
De Mariënburgkapel dateert uit de late Middeleeuwen, een tijd waarin de kerkelijke architectuur werd gedomineerd door de gotiek. Deze bouwstijl legde de nadruk op de verticale lijn. Aan de buitenkant van de kapel is dat goed te zien aan de steunberen, de karakteristieke spitsboogvensters en het hoog opgaande leiendak. Binnen zijn de kruisribgewelven kenmerkend. Zoals gebruikelijk is ook dit godshuis oost-west georiënteerd met in het oosten het koor, waarin oorspronkelijk het rijkversierde altaar stond. Bijzonder is dat de Mariënburgkapel werd gebouwd als een zogenoemde dubbelkerk. Dat is binnen goed te zien: in het westelijke gedeelte bevindt zich een door zuilen en gewelven gedragen galerij, waardoor een boven- en onderkerk ontstaan. In het verleden heeft Nederland meer voorbeelden van dubbelkerken gekend, maar de meeste zijn verdwenen. Hoewel de kapel in één enkele bouwcampagne werd voltooid is het huidige aanzicht het gevolg van diverse verbouwingen en restauraties. In 1910 bracht stadsarchitect Weve het in verval geraakte gebouw in zijn laatmiddeleeuwse staat terug.
Voor de voorgeschiedenis van de kapel moeten we terug naar het begin van de 15de eeuw. Het huidige Mariënburg lag toen nog buiten de stadsmuren. In 1412 (mogelijk al eerder) stond hier een begijnhuis. Korte tijd later sloten de begijnen zich aan bij de zusters van het Gemene Leven en de beweging van de Moderne Devotie. Innerlijkheid en beslotenheid waren belangrijke waarden. In 1431 kregen de zusters pauselijke toestemming om een kloosterorde te stichten waarin men naar de regels van Augustinus leefde. Het klooster kreeg de naam Mons Mariae ofwel Mariaberg, een naam die later is verbasterd tot Mariënburg. In 1453 trad de orde toe tot het invloedrijke Kapittel van Windesheim.
De Mariënburgkapel verrees rond 1431 als dubbelkerk. De mis in het koor kon worden gevolgd door zowel burgers (beneden) als nonnen (boven), zonder dat onderling contact mogelijk was – dat lag mooi in lijn met de beslotenheid van de orde. In de gevel aan de zuidkant is op één hoog een blinde nis te zien, de vroegere doorgang voor de nonnen van het klooster naar de bovenverdieping van de kapel. Hoewel het kloostercomplex in 1467 door een stadsuitbreiding binnen de wallen werd opgenomen, zou het nog eeuwenlang door hoge muren van de stad gescheiden blijven. Aan de religieuze bestemming kwam echter vrij snel een eind.
Met de inname van Nijmegen door prins Maurits in 1591 werd uitoefening van het katholieke geloof verboden. De klooster gebouwen werden ingericht als kazerne en militair hospitaal. De overgebleven zusters bleven het complex bewonen en verzorgden er gewonde soldaten. In 1626 stierf de laatste non een eenzame dood. Nadat de soldaten in 1618 de kazerne hadden verlaten werd de kapel voor vele uiteenlopende doeleinden gebruikt: kinderen voerden er komedies op, later lagen er haver en stro, wapens en munitie opgeslagen, kunstenaars hadden er een oefenruimte en omstreeks 1655 werd de kapel de stedelijke turfschuur.
Waarschijnlijk was het gebouw toen al ingrijpend verbouwd: binnen waren drie verdiepingsvloeren aangebracht, terwijl de hoge gotische spitsboogramen waren dichtgemetseld en voorzien van rechthoekige vensters op de verdiepingen. De kapel bleef tot 1781 in gebruik als turfschuur, met een onderbreking tussen 1672 en 1678. Toen zetten de Fransen er krijgsgevangen gemaakte soldaten vast, waarna een Frans theatergezelschap er tijdens de onderhandelingen voor de Vrede van Nijmegen (1676-1678) toneelstukken opvoerde. De eerste verdieping werd betrokken door een kunstschilder, de tweede deed dienst als verkleedruimte voor de toneelspelers en de derde was bedoeld voor opslag. Na ruim een eeuw als turfschuur te hebben gediend werd de Mariënburgkapel in 1781 omgetoverd tot stedelijk concertgebouw.
Een inval van (opnieuw) de Fransen in 1794 maakte een eind aan de muzikale klanken. Net als 200 jaar eerder werd de kapel ingevorderd en bestemd als militair hospitaal. Tegen het einde van de Franse bezetting (omstreeks 1813) zullen de soldaten het Mariënburgcomplex hebben verlaten.
De gemeente kreeg het gebouw terug en verhuurde het in 1816 aan een garen- en katoenspinnerij. Op twee verdiepingen liet de ondernemer zware spinmachines plaatsen, waaraan voornamelijk vrouwen en kinderen werkten. Het bedrijf bloeide snel op en bood in de hoogtijdagen werk aan 160 arbeiders. Daarna ging het echter bergafwaarts en in 1843 stopten de machines.
Inmiddels had het Rijk de grond rondom de kapel aangekocht, de oude kloostergebouwen laten afbreken en het geheel bestemd als kazerneterrein. Op de fundamenten van het klooster verrees in 1823-1824 het L-vormige Arsenaal, dat aansloot op de zuidzijde van de kapel. Elders op het terrein verrezen een kruithuis, loodsen en barakken. Toen de kapel in 1843 vrijkwam, kocht het Rijk ook deze aan. Deels huisvestte men er de soldaten, deels was het een kledingen wapenmagazijn. Het kerkkoor deed zelfs dienst als stal voor zieke paarden!
Aan het eind van de 19de eeuw was de Mariënburgkapel zodanig uitgeleefd dat de gemeente besloot het gehavende gebouw te slopen. De gezaghebbende architect en rijksbouwmeester P.J.H. (‘Pierre’) Cuypers stak hier echter een stokje voor en wist het middeleeuwse bouwwerk te behouden. Nadat de laatste infanteristen in 1905 naar de nieuwe kazernes aan de Groesbeekseweg en Gelderselaan waren vertrokken werden de ommuring van het terrein en bijna alle kazernegebouwen afgebroken. De korte vleugel van het Arsenaal ging tegen de vlakte, zodat de middeleeuwse kapel vrij kwam te staan op een groot driehoekig plein.
In 1909-1910 volgde een ingrijpende restauratie onder leiding van stadsarchitect Jan Jacob Weve en onder toezicht van de eerder genoemde Cuypers. Het in het verleden verlaagde dak werd weer hoog opgetrokken en bekroond met een forse dakruiter. De verdiepingsvloeren werden uitgebroken en de spitsboogvensters hersteld. Weve voegde ook het een en ander toe, waaronder een nieuwe ingangspartij en enkele vensters op de begane grond. Ten behoeve van het gemeentemuseum, de nieuwe gebruiker, werd binnenin een enorme gietijzeren stellage met galerijen geplaatst. Daarin konden museumstukken worden opgeslagen. Op de begane grond en de eerste verdieping stonden allerlei Romeinse bouwfragmenten, kruiken, vazen en potten uitgestald.
In 1941 voegde het gemeentearchief zich bij het museum. Een deel van de stellage werd gevuld met documenten. Achteraf bezien een groot geluk, want als een van de weinige monumentale gebouwen in de binnenstad doorstond de Mariënburgkapel het oorlogsgeweld van 1944. Een groot deel van het stadsarchief bleef zo bewaard. De kunstschatten van het museum waren uit voorzorg beschermd door een stapel zandzakken. Overigens ging de directe omgeving van de kapel wel in vlammen op bij het februaribombardement en door brandstichtingen en beschietingen rondom de bevrijding in september. Na het bombardement vonden de Waalse en Hervormde gemeente tijdelijk onderdak in de kapel, waarmee deze na ruim 350 jaar weer even een religieuze functie had.
Het gemeentemuseum verhuisde in 1974 naar de Commanderie van Sint-Jan en vier jaar later vertrok het gemeentearchief naar het Arsenaal. Na een interval van vier jaar gemeentelijke drukkerij keerde het gemeentearchief in 1983 terug naar de kapel met een hulpdepot en het restauratieatelier. Intussen was het aanzicht van het Mariënburg -aanvankelijk met noodwinkelscompleet veranderd tijdens de wederopbouw, die in deze hoek van de stad pas eind jaren ‘60 begon. Het driehoekige plein was veranderd in een rechthoekig parkeerterrein en, omringd door betonnen blokkendozen van het politiebureau en de Dienst Sociale Zaken, stond de kapel er als een welhaast wezensvreemd element bij.
In de jaren 1998-2000 ondergingen het Mariënburg en de directe omgeving een complete gedaanteverwisseling. De Dienst Sociale Zaken werd afgebroken, de Marikenstraat aangelegd en het voormalige politiebureau compleet verbouwd. Sindsdien vormt de kapel weer het middelpunt van het plein, dat zijn driehoekige vorm van vóór de jaren ’60 in aangepaste vorm terugkreeg. Doordat het pleinniveau bij deze drastische ingreep werd verhoogd verloor het monument wel iets van zijn rankheid.
Ook binnen de muren van de kapel veranderde het nodige: het restauratieatelier en het depot verhuisden in 2001 naar het nieuw geopende Regionaal Archief Nijmegen, tegenover de kapel. De gietijzeren stellage uit 1910 werd verwijderd en vervolgens onderging het interieur een opknapbeurt. In 2008 werd al het stucwerk tegen de muren vervangen.
Jarenlang werd de Mariënburgkapel slechts af en toe gebruikt als expositieruimte. In de discussies over een nieuwe functie passeerden ideeën als boekhandel, restaurant en stiltecentrum de revue. Sinds eind 2009 is het middeleeuwse monument echter voor het publiek toegankelijk als ‘Huis van de Nijmeegse Geschiedenis’. Zeker tot en met 2011 zal het gebouw deze openbare functie bekleden. Sinds 2010
Hoewel de Mariënburgkapel en zijn omgeving al menigmaal grote veranderingen hebben ondergaan, heeft het monumentale gebouw altijd een belangrijke plaats ingenomen in de stad. De eerste eeuwen van zijn bestaan was het een centrum van het religieuze leven en zochten niet alleen nonnen, maar ook burgers uit de stad er hun zielenheil. Wat er daarna plaatsvond was soms juist ‘van God los’, zoals kinderarbeid en (buitensporig?) vermaak. Er zaten soldaten, er werden kunsten beoefend, er werd gearchiveerd, gesport, gefeest en garen gesponnen.
Vanaf 1910 leende het driehoekige plein zich uitstekend voor de kermis. Nog altijd galmen in de oktobermaand de vrolijke kermisgeluiden over het plein en wordt de kapel door gebakkraampjes en draaimolens omringd. Lang waren rond het monument de klanken te horen van marktkooplui die op de weekmarkt hun waar aanprezen. Ook werd vanaf 1910 het Mariënburg een geliefde plaats voor de vestiging van bankgebouwen en terwijl de banken hun kluizen met geld vulden, bewaarde de kapel de belangrijkste schatten uit de rijke stadsgeschiedenis. Nu vormt de Mariënburgkapel als Huis van de Nijmeegse Geschiedenis het hart van het cultureel kwartier, temidden van de openbare bibliotheek, het Regionaal Archief Nijmegen, filmhuis Lux en het Vlaams arsenaal.
Tekst van de in de kapel gehouden tentoonstelling Nonnen en Kanonnen, samengesteld door het Regionaal Archief Nijmegen en Bureau Archeologie en Monumenten (2009)