Nijmeegse Lyceumclub
Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam : | Nijmeegse Lyceumclub |
Andere naam (namen): |
{{#if: Nijmeegsche vrouwenclub (Lyceumclub)| * Andere naam::Nijmeegsche vrouwenclub (Lyceumclub)|}} {{#if: Vereeniging Nijmeegsche Vrouwenclub| * Andere naam::Vereeniging Nijmeegsche Vrouwenclub|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam3}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam4}}}]]|}} |
Bestaansperiode: | Beginjaar::1925 - Eindjaar:: |
Rechtsvorm: | Rechtsvorm::Vereniging |
Voorganger(s): |
{{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger1}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger2}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger3}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger4}}}]]|}} |
Opvolger(s): |
{{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger1}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger2}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger3}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger4}}}]]|}} |
Hoger orgaan: |
{{#if: | Hoger orgaan::|}} |
Archief | |
{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126483466%7C Het archief van deze organisatie is in beheer bij het Regionaal Archief Nijmegen. De toegang met de beschrijving van de stukken is bereikbaar via deze link: |}} {{#if: | Vindplaats archief:|}} | |
{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126483466%7C ![]() |}}{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126483466%7CNaar beschrijving archief|}}{{#if: | |}} |
{{#if: De Nijmeegse Lyceumclub was en is aangesloten bij de International Association of Lyceumclubs, waarvan de eerste in 1904 in Londen werd opgericht door enkele schrijfsters en schilderessen onder leiding van schrijfster Constance Smedley. Haar voorbeeld was vermoedelijk de Britse club, de herensociëteit waar mannen van goede komaf elkaar ontmoetten, borrelden en dineerden. Haar achtergrond was de eerste feministische golf die in het begin van de 20e eeuw op haar hoogtepunt was en waarin vrouwen van goede komaf naar gelijkberechtiging met mannen streefden. Haar doel - een wereldwijde beweging - sloeg aan, want binnen een paar jaar bezaten steden als Berlijn en Parijs eveneens een Lyceumclub.
De verbreiding was ongetwijfeld sneller verlopen als de Eerste Wereldoorlog er niet tussen was gekomen. Nederland kreeg zijn eerste Lyceumclub in 1923 (Amsterdam). Nijmegen en Groningen volgden in 1925 en 1929. Behalve dit nog steeds actieve drietal hebben er meer Lyceumclubs bestaan, onder andere in Arnhem en Dordrecht. Samen vormden zij de Federatie van Nederlandse Vrouwenclubs.|
Algemene context
De Nijmeegse Lyceumclub was en is aangesloten bij de International Association of Lyceumclubs, waarvan de eerste in 1904 in Londen werd opgericht door enkele schrijfsters en schilderessen onder leiding van schrijfster Constance Smedley. Haar voorbeeld was vermoedelijk de Britse club, de herensociëteit waar mannen van goede komaf elkaar ontmoetten, borrelden en dineerden. Haar achtergrond was de eerste feministische golf die in het begin van de 20e eeuw op haar hoogtepunt was en waarin vrouwen van goede komaf naar gelijkberechtiging met mannen streefden. Haar doel - een wereldwijde beweging - sloeg aan, want binnen een paar jaar bezaten steden als Berlijn en Parijs eveneens een Lyceumclub.
De verbreiding was ongetwijfeld sneller verlopen als de Eerste Wereldoorlog er niet tussen was gekomen. Nederland kreeg zijn eerste Lyceumclub in 1923 (Amsterdam). Nijmegen en Groningen volgden in 1925 en 1929. Behalve dit nog steeds actieve drietal hebben er meer Lyceumclubs bestaan, onder andere in Arnhem en Dordrecht. Samen vormden zij de Federatie van Nederlandse Vrouwenclubs.
|}}
{{#if: De Nijmeegse Lyceumclub is in 1925 opgericht. De statuten werden op 17 maart notarieel vastgesteld en op 18 juli koninklijk goedgekeurd. De statutaire naam was 'Nijmeegsche vrouwenclub (Lyceumclub)' of 'Vereeniging Nijmeegsche Vrouwenclub'.(1)
Initiatiefneemster van de Nijmeegse Lyceumclub was mej. G.C. André de la Porte, telg uit een in de zeventiende eeuw van de Provence naar Nederland geëmigreerd Hugenotengeslacht. Zij en haar medestandsters oriënteerden zich bij hun plannen op de Amsterdamse club. Wanneer we afgaan op de statuten van 1925, gaven ze hun vrouwenvereniging het karakter van een sociëteit.
Cruciaal was het eigen gebouw. In de eerste maanden van 1925 bewandelden de initiatiefneemsters twee parallelle wegen: verwerving van een pand en oprichting van de vereniging. De Lyceumclub kon het pand Sloetstraat 1 kopen dankzij een obligatielening, waarop voldoende kapitaalkrachtige dames of hun echtgenoten intekenden. Daarnaast sprong houthandelaar Key, de man van bestuurslid J. Key-Propper, bij.
Na aankoop brachten de dames er centrale verwarming in aan, zodat ze alle ruimten konden gebruiken. De kamers en suite op de begane grond waren bestemd voor allerlei bijeenkomsten, zoals de ontvangstavonden op de eerste maandag van de maand, waarbij de aanwezigen uit speciaal aangeschaft Wedgwood servies thee dronken. Verder was er sprake van lezingen, al dan niet met lichtbeelden, en bridgedrives waarvan de eerste al in 1926 werd georganiseerd. Kunstenaressen konden hier hun werk exposeren, terwijl er ook sprake was van tentoonstellingen van Chinees borduursel of kantwerk uit Westkapelle. In de keuken zwaaide de conciërge de scepter. Deze inwonende dame verstrekte zes dagen per week diners aan de dames die zich daarvoor inschreven, hield het pand schoon en zette voor lezingen en bridgemiddagen de tafels en overige benodigdheden klaar.(3) Hiermee waren de mogelijkheden van het clubhuis nog niet uitgeput. De leeszaal en bibliotheek stonden ter beschikking van alle leden. Ter plaatse konden ze tijdschriften lezen, zoals de Gids en de Nieuwe Gids, de Amsterdammer, la Femme Chic, het Tooneel en de Illustrazione Italiana. Ook konden de leden boeken lenen uit de bibliotheek die door schenking en aankoop honderden banden rijk was.Tenslotte kon men in het huis overnachten en een bad nemen. De logeerkamer was in de eerste plaats bestemd voor leden van andere clubs. Dit gebeurde op basis van wederkerigheid, want de Nijmeegse clubleden konden een 'introductiekaart van 1 gulden (kopen) voor vrouwenclubs in andere plaatsen waar zoo'n vooruitstrevende en nuttige instelling gevestigd' was.(4) De badkamer was ook voor de eigen leden, niet vreemd in een tijd waarin hygiëne sterk werd gepropageerd, maar veel huizen, ook van de welgestelden, nog niet over een bad of douche beschikten.
De Nijmeegsche Lyceumclub had voor de oprichting in 1925 al 160 aanmeldingen en vier jaar later maar liefst 255 leden.(5) Zij kwamen voort uit de maatschappelijke en intellectuele bovenlaag van Nijmegen en omgeving. Wie in de stad woonde, kon op voordracht van twee leden gewoon lid worden; dames uit Berg en Dal of Malden konden slechts buitengewoon lid worden. Er zijn aanwijzingen dat de Lyceumclub hier ter stede een flinke protestantse inslag had. In de Statuten, een in 1925 uitgegeven boekwerkje, adverteerden de typisch protestantse boekhandels Ten Hoet en Prakke. (6) Voor kerstvieringen werden dominees uitgenodigd, terwijl men eind jaren vijftig overwoog om naar het gebouw van het Vrijzinnig Protestants Verbond (Oranjesingel 2a) te verhuizen.(7) Dit wil overigens niet zeggen dat de Lyceumclub geen katholieke leden had. In 1959 dreigde een mevrouw Lamers haar lidmaatschap op te zeggen, als de club naar een protestants gebouw zou verhuizen.(8)
Omdat er van voor 1980 nauwelijks gegevens over het aantal leden bestaan, is het moeilijk om gefundeerde uitspraken over de ontwikkeling van de Nijmeegse Lyceumclub te doen. Uitspraken van presidente Key-Propper uit eind jaren dertig geven echter een weinig positieve indruk. 1939: 'We leven nog. Wij maken moeilijke tijden door. Ik kan niet zeggen dat onze club bloeit. Het aantal leden gaat steeds in dalende lijnen, hoezeer wij ook ons best doen om de belangstelling gaande te houden.' Een jaar later, vlak voordat de oorlog uitbreekt, vraagt ze zich af of de club wel moet blijven bestaan. Ze 'voelt er niet voor haar voort te slepen bij zoo weinig belangstelling der leden, die er als het ware met de haren bijgehaald moeten worden'.(9) Maar hoe groot of klein de club toen was, valt niet vast te stellen. Vergeleken met de 255 van 1929 was een getal van honderd leden al erg klein.
Opheffen of opschorten kwam ook na de bevrijding aan de orde, toen het pand Sloetstraat 1 gevorderd werd, eerst in mei 1945 ten behoeve van de Prijsbeheersing en twee jaar later de Opsporingsdienst. Het bestuur vroeg zich af hoe de Nijmeegse Lyceumclub zonder eigen pand haar karakter als sociëteit kon handhaven. Uiteindelijk besloot men tot doorgaan, maar het gebouw dat de club in 1947 weer in gebruik nam, werd mettertijd een steeds zwaarder blok aan het been. De club was te klein, het gebruik onvoldoende. Toen Woningvereniging Nijmegen (voorloper van Woningstichting Portaal) in 1975 haar kantoor aan de Nijhoffstraat wilde uitbreiden met Sloetstraat 1, ging de Nijmeegse Lyceumclub hierop in. Nog vier jaar huurde ze een paar kamers op de benedenverdieping, daarna was ze dakloos.
Deze nieuwe situatie vereiste een statutenwijziging. Het doel van de vereniging (nu formeel 'Nijmeegse Vrouwenclub in Lyceumverband') werd nu 'het samenbrengen van vrouwen die zich bewegen op artistiek, literair, kunstzinnig en sociaal terrein, teneinde elkaars werk te leren kennen en waarderen alsmede de ontwikkeling harer leden'. Als middelen om dit doel te bereiken noemde artikel 2 'het in stand houden van een bibliotheek, zolang dit redelijkerwijze mogelijk is', 'het houden van vergaderingen, congressen, tentoonstellingen en gezellige bijeenkomsten' en 'het onderhouden van contact met buitenlandse vrouwenclubs'.(10) Een wezenlijke verandering betekenden deze nieuwe doelstellingen niet. De Nijmeegse Lyceumclub bleef zichzelf dan ook trouw in haar programmering, zij het dat de verbeterde transport- en communicatiemiddelen het contact met Lyceumclubs all over the world vergemakkelijkten en het ontbreken van een clubhuis om een alternatief vroeg. Hotel Rozenhof biedt tegenwoordig onderdak voor nieuwjaarsborrels en koffieochtenden. Verder maken de leden excursies naar musea in den lande, gaan ze samen naar de film, lezen en bespreken moderne literatuur, gaan wandelen en krijgen lezingen, soms cursussen, over kunst en kunstgeschiedenis voorgeschoteld.(11)
Met dat al bevindt het ledenaantal zich op een aanzienlijk lager niveau dan in de beginjaren: zeventig in 1979; 65 in 1996; 45 in 2005. Verbazingwekkend is dat niet, omdat de alternatieven onnoemelijk veel groter zijn geworden. Denk maar aan televisie, computer en verenigingen op gebied van sport en cultuur. Dat neemt niet weg dat de Nijmeegse Lyceumclub een stabiele vereniging is met stevige wortels in de landelijke Federatie en de mondiale Associatie van Lyceumclubs.
1. Inventarisnummer 25
2. Inventarisnummer 25
3. Inventarisnummer 31
4. Inventarisnummer 3, bestuursvergadering 19 mei 1925
5. Inventarisnummer 3, bestuursvergadering 24 februari 1925; inventarisnummer 18, jaarverslag 1928-1929
6. Inventarisnummer 25
7. Inventarisnummer 11, ledenvergadering 16 september 1957, bestuursvergadering 19 november 1957
8. Inventarisnummer 11, bestuursvergadering 14 september 1959
9. Inventarisnummer 6, 24 april 1940
10. Inventarisnummer 25, statuten van 26 november 1980
11. Inventarisnummer 21, jaarverslagen 1996- 2006|
Geschiedenis
De Nijmeegse Lyceumclub is in 1925 opgericht. De statuten werden op 17 maart notarieel vastgesteld en op 18 juli koninklijk goedgekeurd. De statutaire naam was 'Nijmeegsche vrouwenclub (Lyceumclub)' of 'Vereeniging Nijmeegsche Vrouwenclub'.(1)
Initiatiefneemster van de Nijmeegse Lyceumclub was mej. G.C. André de la Porte, telg uit een in de zeventiende eeuw van de Provence naar Nederland geëmigreerd Hugenotengeslacht. Zij en haar medestandsters oriënteerden zich bij hun plannen op de Amsterdamse club. Wanneer we afgaan op de statuten van 1925, gaven ze hun vrouwenvereniging het karakter van een sociëteit.
Cruciaal was het eigen gebouw. In de eerste maanden van 1925 bewandelden de initiatiefneemsters twee parallelle wegen: verwerving van een pand en oprichting van de vereniging. De Lyceumclub kon het pand Sloetstraat 1 kopen dankzij een obligatielening, waarop voldoende kapitaalkrachtige dames of hun echtgenoten intekenden. Daarnaast sprong houthandelaar Key, de man van bestuurslid J. Key-Propper, bij.
Na aankoop brachten de dames er centrale verwarming in aan, zodat ze alle ruimten konden gebruiken. De kamers en suite op de begane grond waren bestemd voor allerlei bijeenkomsten, zoals de ontvangstavonden op de eerste maandag van de maand, waarbij de aanwezigen uit speciaal aangeschaft Wedgwood servies thee dronken. Verder was er sprake van lezingen, al dan niet met lichtbeelden, en bridgedrives waarvan de eerste al in 1926 werd georganiseerd. Kunstenaressen konden hier hun werk exposeren, terwijl er ook sprake was van tentoonstellingen van Chinees borduursel of kantwerk uit Westkapelle. In de keuken zwaaide de conciërge de scepter. Deze inwonende dame verstrekte zes dagen per week diners aan de dames die zich daarvoor inschreven, hield het pand schoon en zette voor lezingen en bridgemiddagen de tafels en overige benodigdheden klaar.(3) Hiermee waren de mogelijkheden van het clubhuis nog niet uitgeput. De leeszaal en bibliotheek stonden ter beschikking van alle leden. Ter plaatse konden ze tijdschriften lezen, zoals de Gids en de Nieuwe Gids, de Amsterdammer, la Femme Chic, het Tooneel en de Illustrazione Italiana. Ook konden de leden boeken lenen uit de bibliotheek die door schenking en aankoop honderden banden rijk was.Tenslotte kon men in het huis overnachten en een bad nemen. De logeerkamer was in de eerste plaats bestemd voor leden van andere clubs. Dit gebeurde op basis van wederkerigheid, want de Nijmeegse clubleden konden een 'introductiekaart van 1 gulden (kopen) voor vrouwenclubs in andere plaatsen waar zoo'n vooruitstrevende en nuttige instelling gevestigd' was.(4) De badkamer was ook voor de eigen leden, niet vreemd in een tijd waarin hygiëne sterk werd gepropageerd, maar veel huizen, ook van de welgestelden, nog niet over een bad of douche beschikten.
De Nijmeegsche Lyceumclub had voor de oprichting in 1925 al 160 aanmeldingen en vier jaar later maar liefst 255 leden.(5) Zij kwamen voort uit de maatschappelijke en intellectuele bovenlaag van Nijmegen en omgeving. Wie in de stad woonde, kon op voordracht van twee leden gewoon lid worden; dames uit Berg en Dal of Malden konden slechts buitengewoon lid worden. Er zijn aanwijzingen dat de Lyceumclub hier ter stede een flinke protestantse inslag had. In de Statuten, een in 1925 uitgegeven boekwerkje, adverteerden de typisch protestantse boekhandels Ten Hoet en Prakke. (6) Voor kerstvieringen werden dominees uitgenodigd, terwijl men eind jaren vijftig overwoog om naar het gebouw van het Vrijzinnig Protestants Verbond (Oranjesingel 2a) te verhuizen.(7) Dit wil overigens niet zeggen dat de Lyceumclub geen katholieke leden had. In 1959 dreigde een mevrouw Lamers haar lidmaatschap op te zeggen, als de club naar een protestants gebouw zou verhuizen.(8)
Omdat er van voor 1980 nauwelijks gegevens over het aantal leden bestaan, is het moeilijk om gefundeerde uitspraken over de ontwikkeling van de Nijmeegse Lyceumclub te doen. Uitspraken van presidente Key-Propper uit eind jaren dertig geven echter een weinig positieve indruk. 1939: 'We leven nog. Wij maken moeilijke tijden door. Ik kan niet zeggen dat onze club bloeit. Het aantal leden gaat steeds in dalende lijnen, hoezeer wij ook ons best doen om de belangstelling gaande te houden.' Een jaar later, vlak voordat de oorlog uitbreekt, vraagt ze zich af of de club wel moet blijven bestaan. Ze 'voelt er niet voor haar voort te slepen bij zoo weinig belangstelling der leden, die er als het ware met de haren bijgehaald moeten worden'.(9) Maar hoe groot of klein de club toen was, valt niet vast te stellen. Vergeleken met de 255 van 1929 was een getal van honderd leden al erg klein.
Opheffen of opschorten kwam ook na de bevrijding aan de orde, toen het pand Sloetstraat 1 gevorderd werd, eerst in mei 1945 ten behoeve van de Prijsbeheersing en twee jaar later de Opsporingsdienst. Het bestuur vroeg zich af hoe de Nijmeegse Lyceumclub zonder eigen pand haar karakter als sociëteit kon handhaven. Uiteindelijk besloot men tot doorgaan, maar het gebouw dat de club in 1947 weer in gebruik nam, werd mettertijd een steeds zwaarder blok aan het been. De club was te klein, het gebruik onvoldoende. Toen Woningvereniging Nijmegen (voorloper van Woningstichting Portaal) in 1975 haar kantoor aan de Nijhoffstraat wilde uitbreiden met Sloetstraat 1, ging de Nijmeegse Lyceumclub hierop in. Nog vier jaar huurde ze een paar kamers op de benedenverdieping, daarna was ze dakloos.
Deze nieuwe situatie vereiste een statutenwijziging. Het doel van de vereniging (nu formeel 'Nijmeegse Vrouwenclub in Lyceumverband') werd nu 'het samenbrengen van vrouwen die zich bewegen op artistiek, literair, kunstzinnig en sociaal terrein, teneinde elkaars werk te leren kennen en waarderen alsmede de ontwikkeling harer leden'. Als middelen om dit doel te bereiken noemde artikel 2 'het in stand houden van een bibliotheek, zolang dit redelijkerwijze mogelijk is', 'het houden van vergaderingen, congressen, tentoonstellingen en gezellige bijeenkomsten' en 'het onderhouden van contact met buitenlandse vrouwenclubs'.(10) Een wezenlijke verandering betekenden deze nieuwe doelstellingen niet. De Nijmeegse Lyceumclub bleef zichzelf dan ook trouw in haar programmering, zij het dat de verbeterde transport- en communicatiemiddelen het contact met Lyceumclubs all over the world vergemakkelijkten en het ontbreken van een clubhuis om een alternatief vroeg. Hotel Rozenhof biedt tegenwoordig onderdak voor nieuwjaarsborrels en koffieochtenden. Verder maken de leden excursies naar musea in den lande, gaan ze samen naar de film, lezen en bespreken moderne literatuur, gaan wandelen en krijgen lezingen, soms cursussen, over kunst en kunstgeschiedenis voorgeschoteld.(11)
Met dat al bevindt het ledenaantal zich op een aanzienlijk lager niveau dan in de beginjaren: zeventig in 1979; 65 in 1996; 45 in 2005. Verbazingwekkend is dat niet, omdat de alternatieven onnoemelijk veel groter zijn geworden. Denk maar aan televisie, computer en verenigingen op gebied van sport en cultuur. Dat neemt niet weg dat de Nijmeegse Lyceumclub een stabiele vereniging is met stevige wortels in de landelijke Federatie en de mondiale Associatie van Lyceumclubs.
1. Inventarisnummer 25
2. Inventarisnummer 25
3. Inventarisnummer 31
4. Inventarisnummer 3, bestuursvergadering 19 mei 1925
5. Inventarisnummer 3, bestuursvergadering 24 februari 1925; inventarisnummer 18, jaarverslag 1928-1929
6. Inventarisnummer 25
7. Inventarisnummer 11, ledenvergadering 16 september 1957, bestuursvergadering 19 november 1957
8. Inventarisnummer 11, bestuursvergadering 14 september 1959
9. Inventarisnummer 6, 24 april 1940
10. Inventarisnummer 25, statuten van 26 november 1980
11. Inventarisnummer 21, jaarverslagen 1996- 2006
|Van deze organisatie is nog geen beschrijving beschikbaar.}}
{{#if: Statuten1925: 'door de exploitatie van een of meer gebouwen aan vrouwen de gelegenheid te bieden:
a. om op neutraal gebied elkaar te ontmoeten en elkanders werk te leeren kennen en waardeeren;
b. zich te ontwikkelen door het lezen van tijdschriften en boeken in leeszaal en bibliotheek;
c. tot vergaderingen, congressen, tentoonstellingen en gezellige bijeenkomsten;
d. om te logeren met of zonder ontbijt, thee te drinken en andere alcoholvrije dranken'.(2)
Statuten 1980: 'het samenbrengen van vrouwen die zich bewegen op artistiek, literair, kunstzinnig en sociaal terrein, teneinde elkaars werk te leren kennen en waarderen alsmede de ontwikkeling harer leden' door 'het in stand houden van een bibliotheek, zolang dit redelijkerwijze mogelijk is', 'het houden van vergaderingen, congressen, tentoonstellingen en gezellige bijeenkomsten' en 'het onderhouden van contact met buitenlandse vrouwenclubs'.(10)|
Taken en activiteiten
Statuten1925: 'door de exploitatie van een of meer gebouwen aan vrouwen de gelegenheid te bieden:
a. om op neutraal gebied elkaar te ontmoeten en elkanders werk te leeren kennen en waardeeren;
b. zich te ontwikkelen door het lezen van tijdschriften en boeken in leeszaal en bibliotheek;
c. tot vergaderingen, congressen, tentoonstellingen en gezellige bijeenkomsten;
d. om te logeren met of zonder ontbijt, thee te drinken en andere alcoholvrije dranken'.(2)
Statuten 1980: 'het samenbrengen van vrouwen die zich bewegen op artistiek, literair, kunstzinnig en sociaal terrein, teneinde elkaars werk te leren kennen en waarderen alsmede de ontwikkeling harer leden' door 'het in stand houden van een bibliotheek, zolang dit redelijkerwijze mogelijk is', 'het houden van vergaderingen, congressen, tentoonstellingen en gezellige bijeenkomsten' en 'het onderhouden van contact met buitenlandse vrouwenclubs'.(10)
|}}
{{#if: Behalve het bestuur tekende een aantal commissies voor de activiteiten van de vereniging: een propaganda- en een muziekcommissie, een bibliotheek- en leeszaalcommissie, een kunst-, een financiële en een maandbladcommissie, en in de jaren dertig een bridgecommissie.
In de keuken zwaaide de conciërge de scepter. Deze inwonende dame verstrekte zes dagen per week diners aan de dames die zich daarvoor inschreven, hield het pand schoon en zette voor lezingen en bridgemiddagen de tafels en overige benodigdheden klaar.(3)|
Organisatie
Behalve het bestuur tekende een aantal commissies voor de activiteiten van de vereniging: een propaganda- en een muziekcommissie, een bibliotheek- en leeszaalcommissie, een kunst-, een financiële en een maandbladcommissie, en in de jaren dertig een bridgecommissie.
In de keuken zwaaide de conciërge de scepter. Deze inwonende dame verstrekte zes dagen per week diners aan de dames die zich daarvoor inschreven, hield het pand schoon en zette voor lezingen en bridgemiddagen de tafels en overige benodigdheden klaar.(3)
|}}
{{#if: {{#if:1925-1979|locatie periode::1925-1979:|}}plaatsnaam::Nijmegen adres::Sloetstraat 1 {{#if:51.840796,5.862595|locatie in googlemaps|}}
|
Locatie
{{#if:1925-1979|locatie periode::1925-1979:|}}plaatsnaam::Nijmegen adres::Sloetstraat 1 {{#if:51.840796,5.862595|locatie in googlemaps|}}
|}}
{{#if: |
|}}
{{#if: De Nijmeegse Lyceumclub is in 1925 opgericht. De statuten werden op 17 maart notarieel vastgesteld en op 18 juli koninklijk goedgekeurd. De statutaire naam was 'Nijmeegsche vrouwenclub (Lyceumclub)' of 'Vereeniging Nijmeegsche Vrouwenclub'.(1)
Initiatiefneemster van de Nijmeegse Lyceumclub was mej. G.C. André de la Porte, telg uit een in de zeventiende eeuw van de Provence naar Nederland geëmigreerd Hugenotengeslacht. Zij en haar medestandsters oriënteerden zich bij hun plannen op de Amsterdamse club. Wanneer we afgaan op de statuten van 1925, gaven ze hun vrouwenvereniging het karakter van een sociëteit.
Cruciaal was het eigen gebouw. In de eerste maanden van 1925 bewandelden de initiatiefneemsters twee parallelle wegen: verwerving van een pand en oprichting van de vereniging. De Lyceumclub kon het pand Sloetstraat 1 kopen dankzij een obligatielening, waarop voldoende kapitaalkrachtige dames of hun echtgenoten intekenden. Daarnaast sprong houthandelaar Key, de man van bestuurslid J. Key-Propper, bij.
Na aankoop brachten de dames er centrale verwarming in aan, zodat ze alle ruimten konden gebruiken. De kamers en suite op de begane grond waren bestemd voor allerlei bijeenkomsten, zoals de ontvangstavonden op de eerste maandag van de maand, waarbij de aanwezigen uit speciaal aangeschaft Wedgwood servies thee dronken. Verder was er sprake van lezingen, al dan niet met lichtbeelden, en bridgedrives waarvan de eerste al in 1926 werd georganiseerd. Kunstenaressen konden hier hun werk exposeren, terwijl er ook sprake was van tentoonstellingen van Chinees borduursel of kantwerk uit Westkapelle. In de keuken zwaaide de conciërge de scepter. Deze inwonende dame verstrekte zes dagen per week diners aan de dames die zich daarvoor inschreven, hield het pand schoon en zette voor lezingen en bridgemiddagen de tafels en overige benodigdheden klaar.(3) Hiermee waren de mogelijkheden van het clubhuis nog niet uitgeput. De leeszaal en bibliotheek stonden ter beschikking van alle leden. Ter plaatse konden ze tijdschriften lezen, zoals de Gids en de Nieuwe Gids, de Amsterdammer, la Femme Chic, het Tooneel en de Illustrazione Italiana. Ook konden de leden boeken lenen uit de bibliotheek die door schenking en aankoop honderden banden rijk was.Tenslotte kon men in het huis overnachten en een bad nemen. De logeerkamer was in de eerste plaats bestemd voor leden van andere clubs. Dit gebeurde op basis van wederkerigheid, want de Nijmeegse clubleden konden een 'introductiekaart van 1 gulden (kopen) voor vrouwenclubs in andere plaatsen waar zoo'n vooruitstrevende en nuttige instelling gevestigd' was.(4) De badkamer was ook voor de eigen leden, niet vreemd in een tijd waarin hygiëne sterk werd gepropageerd, maar veel huizen, ook van de welgestelden, nog niet over een bad of douche beschikten.
De Nijmeegsche Lyceumclub had voor de oprichting in 1925 al 160 aanmeldingen en vier jaar later maar liefst 255 leden.(5) Zij kwamen voort uit de maatschappelijke en intellectuele bovenlaag van Nijmegen en omgeving. Wie in de stad woonde, kon op voordracht van twee leden gewoon lid worden; dames uit Berg en Dal of Malden konden slechts buitengewoon lid worden. Er zijn aanwijzingen dat de Lyceumclub hier ter stede een flinke protestantse inslag had. In de Statuten, een in 1925 uitgegeven boekwerkje, adverteerden de typisch protestantse boekhandels Ten Hoet en Prakke. (6) Voor kerstvieringen werden dominees uitgenodigd, terwijl men eind jaren vijftig overwoog om naar het gebouw van het Vrijzinnig Protestants Verbond (Oranjesingel 2a) te verhuizen.(7) Dit wil overigens niet zeggen dat de Lyceumclub geen katholieke leden had. In 1959 dreigde een mevrouw Lamers haar lidmaatschap op te zeggen, als de club naar een protestants gebouw zou verhuizen.(8)
Omdat er van voor 1980 nauwelijks gegevens over het aantal leden bestaan, is het moeilijk om gefundeerde uitspraken over de ontwikkeling van de Nijmeegse Lyceumclub te doen. Uitspraken van presidente Key-Propper uit eind jaren dertig geven echter een weinig positieve indruk. 1939: 'We leven nog. Wij maken moeilijke tijden door. Ik kan niet zeggen dat onze club bloeit. Het aantal leden gaat steeds in dalende lijnen, hoezeer wij ook ons best doen om de belangstelling gaande te houden.' Een jaar later, vlak voordat de oorlog uitbreekt, vraagt ze zich af of de club wel moet blijven bestaan. Ze 'voelt er niet voor haar voort te slepen bij zoo weinig belangstelling der leden, die er als het ware met de haren bijgehaald moeten worden'.(9) Maar hoe groot of klein de club toen was, valt niet vast te stellen. Vergeleken met de 255 van 1929 was een getal van honderd leden al erg klein.
Opheffen of opschorten kwam ook na de bevrijding aan de orde, toen het pand Sloetstraat 1 gevorderd werd, eerst in mei 1945 ten behoeve van de Prijsbeheersing en twee jaar later de Opsporingsdienst. Het bestuur vroeg zich af hoe de Nijmeegse Lyceumclub zonder eigen pand haar karakter als sociëteit kon handhaven. Uiteindelijk besloot men tot doorgaan, maar het gebouw dat de club in 1947 weer in gebruik nam, werd mettertijd een steeds zwaarder blok aan het been. De club was te klein, het gebruik onvoldoende. Toen Woningvereniging Nijmegen (voorloper van Woningstichting Portaal) in 1975 haar kantoor aan de Nijhoffstraat wilde uitbreiden met Sloetstraat 1, ging de Nijmeegse Lyceumclub hierop in. Nog vier jaar huurde ze een paar kamers op de benedenverdieping, daarna was ze dakloos.
Deze nieuwe situatie vereiste een statutenwijziging. Het doel van de vereniging (nu formeel 'Nijmeegse Vrouwenclub in Lyceumverband') werd nu 'het samenbrengen van vrouwen die zich bewegen op artistiek, literair, kunstzinnig en sociaal terrein, teneinde elkaars werk te leren kennen en waarderen alsmede de ontwikkeling harer leden'. Als middelen om dit doel te bereiken noemde artikel 2 'het in stand houden van een bibliotheek, zolang dit redelijkerwijze mogelijk is', 'het houden van vergaderingen, congressen, tentoonstellingen en gezellige bijeenkomsten' en 'het onderhouden van contact met buitenlandse vrouwenclubs'.(10) Een wezenlijke verandering betekenden deze nieuwe doelstellingen niet. De Nijmeegse Lyceumclub bleef zichzelf dan ook trouw in haar programmering, zij het dat de verbeterde transport- en communicatiemiddelen het contact met Lyceumclubs all over the world vergemakkelijkten en het ontbreken van een clubhuis om een alternatief vroeg. Hotel Rozenhof biedt tegenwoordig onderdak voor nieuwjaarsborrels en koffieochtenden. Verder maken de leden excursies naar musea in den lande, gaan ze samen naar de film, lezen en bespreken moderne literatuur, gaan wandelen en krijgen lezingen, soms cursussen, over kunst en kunstgeschiedenis voorgeschoteld.(11)
Met dat al bevindt het ledenaantal zich op een aanzienlijk lager niveau dan in de beginjaren: zeventig in 1979; 65 in 1996; 45 in 2005. Verbazingwekkend is dat niet, omdat de alternatieven onnoemelijk veel groter zijn geworden. Denk maar aan televisie, computer en verenigingen op gebied van sport en cultuur. Dat neemt niet weg dat de Nijmeegse Lyceumclub een stabiele vereniging is met stevige wortels in de landelijke Federatie en de mondiale Associatie van Lyceumclubs.
1. Inventarisnummer 25
2. Inventarisnummer 25
3. Inventarisnummer 31
4. Inventarisnummer 3, bestuursvergadering 19 mei 1925
5. Inventarisnummer 3, bestuursvergadering 24 februari 1925; inventarisnummer 18, jaarverslag 1928-1929
6. Inventarisnummer 25
7. Inventarisnummer 11, ledenvergadering 16 september 1957, bestuursvergadering 19 november 1957
8. Inventarisnummer 11, bestuursvergadering 14 september 1959
9. Inventarisnummer 6, 24 april 1940
10. Inventarisnummer 25, statuten van 26 november 1980
11. Inventarisnummer 21, jaarverslagen 1996- 2006|
{{#if: |
Bronnen
|}} |}}
{{#if: De Nijmeegse Lyceumclub is in 1925 opgericht. De statuten werden op 17 maart notarieel vastgesteld en op 18 juli koninklijk goedgekeurd. De statutaire naam was 'Nijmeegsche vrouwenclub (Lyceumclub)' of 'Vereeniging Nijmeegsche Vrouwenclub'.(1)
Initiatiefneemster van de Nijmeegse Lyceumclub was mej. G.C. André de la Porte, telg uit een in de zeventiende eeuw van de Provence naar Nederland geëmigreerd Hugenotengeslacht. Zij en haar medestandsters oriënteerden zich bij hun plannen op de Amsterdamse club. Wanneer we afgaan op de statuten van 1925, gaven ze hun vrouwenvereniging het karakter van een sociëteit.
Cruciaal was het eigen gebouw. In de eerste maanden van 1925 bewandelden de initiatiefneemsters twee parallelle wegen: verwerving van een pand en oprichting van de vereniging. De Lyceumclub kon het pand Sloetstraat 1 kopen dankzij een obligatielening, waarop voldoende kapitaalkrachtige dames of hun echtgenoten intekenden. Daarnaast sprong houthandelaar Key, de man van bestuurslid J. Key-Propper, bij.
Na aankoop brachten de dames er centrale verwarming in aan, zodat ze alle ruimten konden gebruiken. De kamers en suite op de begane grond waren bestemd voor allerlei bijeenkomsten, zoals de ontvangstavonden op de eerste maandag van de maand, waarbij de aanwezigen uit speciaal aangeschaft Wedgwood servies thee dronken. Verder was er sprake van lezingen, al dan niet met lichtbeelden, en bridgedrives waarvan de eerste al in 1926 werd georganiseerd. Kunstenaressen konden hier hun werk exposeren, terwijl er ook sprake was van tentoonstellingen van Chinees borduursel of kantwerk uit Westkapelle. In de keuken zwaaide de conciërge de scepter. Deze inwonende dame verstrekte zes dagen per week diners aan de dames die zich daarvoor inschreven, hield het pand schoon en zette voor lezingen en bridgemiddagen de tafels en overige benodigdheden klaar.(3) Hiermee waren de mogelijkheden van het clubhuis nog niet uitgeput. De leeszaal en bibliotheek stonden ter beschikking van alle leden. Ter plaatse konden ze tijdschriften lezen, zoals de Gids en de Nieuwe Gids, de Amsterdammer, la Femme Chic, het Tooneel en de Illustrazione Italiana. Ook konden de leden boeken lenen uit de bibliotheek die door schenking en aankoop honderden banden rijk was.Tenslotte kon men in het huis overnachten en een bad nemen. De logeerkamer was in de eerste plaats bestemd voor leden van andere clubs. Dit gebeurde op basis van wederkerigheid, want de Nijmeegse clubleden konden een 'introductiekaart van 1 gulden (kopen) voor vrouwenclubs in andere plaatsen waar zoo'n vooruitstrevende en nuttige instelling gevestigd' was.(4) De badkamer was ook voor de eigen leden, niet vreemd in een tijd waarin hygiëne sterk werd gepropageerd, maar veel huizen, ook van de welgestelden, nog niet over een bad of douche beschikten.
De Nijmeegsche Lyceumclub had voor de oprichting in 1925 al 160 aanmeldingen en vier jaar later maar liefst 255 leden.(5) Zij kwamen voort uit de maatschappelijke en intellectuele bovenlaag van Nijmegen en omgeving. Wie in de stad woonde, kon op voordracht van twee leden gewoon lid worden; dames uit Berg en Dal of Malden konden slechts buitengewoon lid worden. Er zijn aanwijzingen dat de Lyceumclub hier ter stede een flinke protestantse inslag had. In de Statuten, een in 1925 uitgegeven boekwerkje, adverteerden de typisch protestantse boekhandels Ten Hoet en Prakke. (6) Voor kerstvieringen werden dominees uitgenodigd, terwijl men eind jaren vijftig overwoog om naar het gebouw van het Vrijzinnig Protestants Verbond (Oranjesingel 2a) te verhuizen.(7) Dit wil overigens niet zeggen dat de Lyceumclub geen katholieke leden had. In 1959 dreigde een mevrouw Lamers haar lidmaatschap op te zeggen, als de club naar een protestants gebouw zou verhuizen.(8)
Omdat er van voor 1980 nauwelijks gegevens over het aantal leden bestaan, is het moeilijk om gefundeerde uitspraken over de ontwikkeling van de Nijmeegse Lyceumclub te doen. Uitspraken van presidente Key-Propper uit eind jaren dertig geven echter een weinig positieve indruk. 1939: 'We leven nog. Wij maken moeilijke tijden door. Ik kan niet zeggen dat onze club bloeit. Het aantal leden gaat steeds in dalende lijnen, hoezeer wij ook ons best doen om de belangstelling gaande te houden.' Een jaar later, vlak voordat de oorlog uitbreekt, vraagt ze zich af of de club wel moet blijven bestaan. Ze 'voelt er niet voor haar voort te slepen bij zoo weinig belangstelling der leden, die er als het ware met de haren bijgehaald moeten worden'.(9) Maar hoe groot of klein de club toen was, valt niet vast te stellen. Vergeleken met de 255 van 1929 was een getal van honderd leden al erg klein.
Opheffen of opschorten kwam ook na de bevrijding aan de orde, toen het pand Sloetstraat 1 gevorderd werd, eerst in mei 1945 ten behoeve van de Prijsbeheersing en twee jaar later de Opsporingsdienst. Het bestuur vroeg zich af hoe de Nijmeegse Lyceumclub zonder eigen pand haar karakter als sociëteit kon handhaven. Uiteindelijk besloot men tot doorgaan, maar het gebouw dat de club in 1947 weer in gebruik nam, werd mettertijd een steeds zwaarder blok aan het been. De club was te klein, het gebruik onvoldoende. Toen Woningvereniging Nijmegen (voorloper van Woningstichting Portaal) in 1975 haar kantoor aan de Nijhoffstraat wilde uitbreiden met Sloetstraat 1, ging de Nijmeegse Lyceumclub hierop in. Nog vier jaar huurde ze een paar kamers op de benedenverdieping, daarna was ze dakloos.
Deze nieuwe situatie vereiste een statutenwijziging. Het doel van de vereniging (nu formeel 'Nijmeegse Vrouwenclub in Lyceumverband') werd nu 'het samenbrengen van vrouwen die zich bewegen op artistiek, literair, kunstzinnig en sociaal terrein, teneinde elkaars werk te leren kennen en waarderen alsmede de ontwikkeling harer leden'. Als middelen om dit doel te bereiken noemde artikel 2 'het in stand houden van een bibliotheek, zolang dit redelijkerwijze mogelijk is', 'het houden van vergaderingen, congressen, tentoonstellingen en gezellige bijeenkomsten' en 'het onderhouden van contact met buitenlandse vrouwenclubs'.(10) Een wezenlijke verandering betekenden deze nieuwe doelstellingen niet. De Nijmeegse Lyceumclub bleef zichzelf dan ook trouw in haar programmering, zij het dat de verbeterde transport- en communicatiemiddelen het contact met Lyceumclubs all over the world vergemakkelijkten en het ontbreken van een clubhuis om een alternatief vroeg. Hotel Rozenhof biedt tegenwoordig onderdak voor nieuwjaarsborrels en koffieochtenden. Verder maken de leden excursies naar musea in den lande, gaan ze samen naar de film, lezen en bespreken moderne literatuur, gaan wandelen en krijgen lezingen, soms cursussen, over kunst en kunstgeschiedenis voorgeschoteld.(11)
Met dat al bevindt het ledenaantal zich op een aanzienlijk lager niveau dan in de beginjaren: zeventig in 1979; 65 in 1996; 45 in 2005. Verbazingwekkend is dat niet, omdat de alternatieven onnoemelijk veel groter zijn geworden. Denk maar aan televisie, computer en verenigingen op gebied van sport en cultuur. Dat neemt niet weg dat de Nijmeegse Lyceumclub een stabiele vereniging is met stevige wortels in de landelijke Federatie en de mondiale Associatie van Lyceumclubs.
1. Inventarisnummer 25
2. Inventarisnummer 25
3. Inventarisnummer 31
4. Inventarisnummer 3, bestuursvergadering 19 mei 1925
5. Inventarisnummer 3, bestuursvergadering 24 februari 1925; inventarisnummer 18, jaarverslag 1928-1929
6. Inventarisnummer 25
7. Inventarisnummer 11, ledenvergadering 16 september 1957, bestuursvergadering 19 november 1957
8. Inventarisnummer 11, bestuursvergadering 14 september 1959
9. Inventarisnummer 6, 24 april 1940
10. Inventarisnummer 25, statuten van 26 november 1980
11. Inventarisnummer 21, jaarverslagen 1996- 2006|
Verantwoording
{{#if: Rob Wolf|Inleiding van de toegang op het archief door Rob Wolf.|}} {{#if:2011|(2011)|}}
|}}
{{#if: 17.5 Letterkunde| |}}
{{#if: 17.3 Beeldende kunst| |}}
{{#if: 17.9 Archieven en bibliotheken| |}}
{{#if: | [[Categorie:]] |}}