Politiecommissaris
Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!
De politiecommissaris heeft de leiding over het politie-apparaat. Hij wordt aangesteld door de koning, maar betaald door de gemeente. Zijn taken bestaan voornamelijk uit controlerende bevoegdheden.
Aanstelling
Het politie-apparaat staat onder leiding van de commissaris van politie. In tegenstelling tot vele andere stadsambtenaren wordt hij niet door de burgemeester of raad benoemd. Zijn benoeming is voorbehouden aan de koning. Deze wijze van benoemen bestaat sinds 1810 en blijft ook na de Franse Tijd van kracht. De Kroon benoemt de plaatselijke commissarissen van politie en stelt salaris en werkomstandigheden vast. Zo wordt in 1824 schout Coeleman tijdelijk politiecommissaris als vervanger van de zieke Stoltenhof. Maar wanneer de zieke commissaris overlijdt, mag de schout hem niet opvolgen. In 1825 wordt een nieuwe politiecommissaris benoemd.<ref>Raadssignaten 1825, f.43 v., f. 44 r.</ref> Voor die post was grote belangstelling. In 1824 solliciteerden een twaalftal personen afkomstig uit heel het land naar deze vacature. Burgemeester en wethouders maken welwillend notitie van de ontvangst van de sollicitatiebrieven, maar daar is het waarschijnlijk ook bij gebleven. Het is niet aan hen, maar aan de koning te beslissen wie de nieuwe commissaris wordt. Dit werd uiteindelijk J.M. Eveneder.
Betaling
De betaling van de politiecommissaris geschiedt door de gemeente.<ref>Voor installatie stadsonderschout zie: Raadssignaten, 1819, ongenummerde folio na f.122.Zie ook: Schimmel, J.A, Eilander, H., De Nijmeegse Politie 1810-1968, Nijmegen 1968, p. 10 en Dongelmans, M.-J., Acht eeuwen politie in Nijmegen, Zutphen 1993, p. 14</ref> Het Nijmeegse stadsbestuur ervaart het als onbillijk, dat de betaling van de commissaris door de gemeente dient te gebeuren, terwijl dat de benoeming en vaststelling van salaris geschieden door de centrale overheid. Om de invloed van het plaatselijk bestuur te versterken neemt het stadsbestuur in 1819 een krasse maatregel: het benoemt en betaalt een schout. Hij is direct verantwoording schuldig aan de burgemeesteren en pas daarna aan de commissaris.<ref>Schimmel, J.A, Eilander, H., De Nijmeegse Politie 1810-1968, (Nijmegen 1968), p. 11. De onderschout Jan Hendrik Coeleman blijft in functie tot aan zijn dood in 1842. Het getal der agenten wordt dan van 4 op 5 gebracht, zie, Haverkamp, C.C., Algemeen overzigt betreffende de gemeente-aangelegenheden over een tijdvak van elf jaren, te weten van 1840 tot en met 1850, Nijmegen 1851, p. 8</ref>
Taken
De politie heeft een uitgebreid takenpakket. Naast de directe ordehandhaving heeft zij tal van controlerende taken op uiteenlopende terreinen. Zo houdt zij toezicht op de 'vreemdelingenwetgeving' en gaat zij bijvoorbeeld na of iedereen die bij brand acte de présence moet geven ook inderdaad aanwezig is geweest. Verder is het aan de politiecommissaris toevertrouwd, erop toe te zien dat de ordonnantiën welke het stadsbestuur op uiteenlopende terreinen uitvaardigt, daadwerkelijk worden nageleefd. De politiecommissaris heeft - met de burgemeesteren en het college of met functionarissen uit andere sectoren - een gedeelde bevoegdheid op alle terreinen, die vallen onder de controlerende bevoegdheden van de lokale overheid.
Daarnaast krijgt de politiecommissaris een extra jaarlijkse toelage van stadswege voor zijn taak als marktmeester. Die taak bestaat uit inning van de marktgelden en toezicht op de markten. Voor die inning krijgt hij een collecteloon dat 5% bedraagt van de opgehaalde marktgelden. Het toezicht op de markten houdt een supervisie in op andere stedelijke ambtenaren die op de markten namens het stadsbestuur werkzaam zijn. De commissaris van politie fungeert daarnaast als achterwacht in gevallen dat de waagmeester zelf niet in staat is de orde te handhaven.
Een tweede taak van het hoofd van politie is het toezicht bij de driemaandelijkse controle van de weeginstrumenten. Een stadsijkmeester zorgt in de eerste jaren van de 19e eeuw voor het ijken. Vanaf ongeveer 1820 wordt het de taak van de commissaris toezicht te houden op de werkzaamheden van een arrondissementsijkmeester.
Een derde taak is het geven van schriftelijke verklaringen voor goederen die bij de waag worden ingebracht.
Voetnoten
<references/>
Bronnen
- Gruppelaar, L., Lokaal bestuur en stedelijke overheid te Nijmegen, 1816-1851, Gemeentearchief Nijmegen, 1994.
Verantwoording
Bewerking van de resultaten van onderzoek, gedaan in de jaren 1994-1996, naar lokaal bestuur en gemeentelijke overheid in Nijmegen door Lisette Kuijper (Regionaal Archief Nijmegen, 2010)