Algemene gegevens | |
---|---|
Naam : | Swift en Robinson Schoenfabrieken BV |
Andere naam (namen): |
|
Bestaansperiode: | 1967 - 1981 |
Rechtsvorm: | Naamloze Vennootschap (NV) en Besloten Vennootschap (BV) |
Voorganger(s): |
|
Opvolger(s): |
|
Hoger orgaan: |
|
Archief | |
Het archief van deze organisatie is in beheer bij het Regionaal Archief Nijmegen. De toegang met de beschrijving van de stukken is bereikbaar via deze link: | |
![]() Naar beschrijving archief |
A. HISTORISCH OVERZICHT
1. Algemeen
De tijdens de Eerste Wereldoorlog opkomende schoenenindustrie in Nijmegen vond zijn oorsprong in de schoennijverheid in het naburige Kleef, waar men regelmatig een beroep deed op de arbeidsmarkt uit de grensstreek. Gedurende de oorlogsjaren stagneerde echter de verbinding met Kleef, waarna enkele ondernemende lieden het initiatief namen om zelf met de fabrikage van schoenen te beginnen. De kern van de benodigde arbeidskrachten was met het werk vertrouwd en door het ontbreken van veel industrie in en rondom Nijmegen was er een voldoende aanbod van ongeschoolde arbeiders. Het gelooide leer werd per vrachtauto aangevoerd vanuit de Brabantse looierijen in de Langstraat, het centrum van de Nederlandse schoenen-industrie.(1)
De grote groei van deze voor Nijmegen nieuwe industrie vond plaats na 1930; in 1945 hadden de vier grote schoenfabrieken in Nijmegen samen 920 personen in dienst, een verdubbeling van het aantal van 1930. In 1948 bedroeg het aantal al 1223.(2)
Tot op de helft van de jaren zestig maakte de schoenenindustrie een bevredigende ontwikkeling door, maar daarna begonnen de moeilijkheden hand over hand toe te nemen. Doordat de schoeiselbestedingen van de consumenten daalden, het publiek zich meer richtte op de steeds wisselende mode en doordat er een aanzienlijk marktverlies optrad ten gunste van de buitenlandse concurrentie - de totstandkoming van de E.E.G. - vond er een belangrijke teruggang plaats in de schoenenindustrie in Nederland.(3)
Voor Nijmegen betekende deze ontwikkeling dat het zijn plaats in de schoenenmarkt niet vast kon houden en in het begin van de jaren tachtig helemaal verloren had.
2. Robinson
Een van de ondernemende lieden, die voor zichzelf begon, was Franciscus Verschuur. Hij was geboren in 1885 te Heesch bij Oss, waar zijn vader een schoenmakerij bezat. Na als arbeider bij de schoenfabriek Hoffmann in Kleef gewerkt te hebben vestigde hij zich in 1916 met zijn vrouw en kinderen te Nijmegen. Hier begon hij thuis met het vervaardigen van kinderschoenen en enige jaren later werd hem een hinderwetvergunning verleend "ten behoeve van zijne door electriciteit gedreven inrichting voor het vervaardigen van schoenen in perceel Vondelstraat 22 te Nijmegen". In 1924 volgde de oprichting van de N.V. Schoenfabriek voorheen Frans Verschuur, gevestigd aan de St. Stephanusstraat 8. Vanaf die tijd, 10 november 1924, was ook Ferdinand Hubertus Biessels mededirekteur en medeaandeelhouder. De technische kennis van Frans Verschuur en de handelsgeest van Ferdinand Biessels waren verantwoordelijk voor een voorspoedige groei van het bedrijf. In 1930 al verhuisde de schoenfabriek naar de Groesbeekseweg, waar vier jaren later een brand het fabrieksgebouw verwoestte. In datzelfde jaar nog werd de fabriek herbouwd en de produktie hervat. Verschil van inzicht en karakter leidde er echter toe, dat Ferdinand Biessels zich
uitkocht uit de N.V., waar zijn plaats ingenomen werd door Petrus Scheeren, geboren in 1893 te Nijmegen en sinds 1930 werkzaam als bureau-chef bij de fabriek, die sinds die tijd de naam "N.V. Schoenfabriek Robinson voorheen Frans Verschuur" voerde.(4)
Tijdens de oorlogsjaren waren de enige aktiviteiten, die Robinson nog restten, het repareren van schoeisel en het vervaardigen van schoenen met houten zolen. De bezetters lieten het machinepark onaangetast en na de bevrijding kon direkt begonnen worden met de heropbouw van het produktieproces. Door de moeizame grondstoffenvoorziening en de binnenlandse prijsvoorschriften verliep de produktie gedurende de eerste na-oorlogse jaren matig, maar vanaf 1952 vertoonden de resultaten bij Robinson een stijgende lijn.(5) Nu bleek het aantrekken van goede vakmensen echter een struktureel probleem te worden. Een groot deel van het personeel in de schoenenindustrie bestond uit vrouwen, met name in de stikkerijen, en onder deze groep was juist het verloop groot. Door samenwerking van de Nijmeegse schoenfabrieken met de ambachtsschool trachtte men enige verbetering in de personeelsvoorziening te bereiken.(6)
De problemen met de produktie in de na-oorlogse jaren probeerde men op te vangen door deelneming in N.V. Schoenfabriek De Komeet te Valkenswaard, waardoor inderdaad de kapaciteit verhoogd werd, want sindsdien werd door De Komeet uitsluitend voor Robinson geproduceerd.(7)
In 1911 werd te Valkenswaard de Stoomschoenfabriek De Komeet Gebr. Bots opgericht. Van dit bedrijf was de N.V. De Komeet Schoen- en lederwarenfabriek, opgericht bij akte van 22 fe-bruari 1944, de voortzetting. De direktie in de eerste na-oorlogse jaren werd gevormd door F.J. Rigter als commercieel direkteur en P. Bots als technisch direkteur, terwijl H. Batenburg als commissaris fungeerde.(8) Nadat het bedrijf tijdens de oorlog was stilgelegd door de bezetter, maakte de opbouw van de schoenenfabrikage sinds mei 1945 snelle voortgang. De gemiddelde weekproduktie van nauwelijks 200 paren in het laatste kwartaal van 1945 was begin 1948 al opgelopen tot ongeveer 1500 paren. De totale bezetting van fabriek, kantoor en direktie beliep eind 1947 al bijna 100 personen.(9) Desondanks was de financiële positie niet sterk aangezien het nodige bedrijfskapitaal ontbrak; in 1948 stopte De Komeet met haar eigen fabrikage en verkoop en begon ingevolge een overeenkomst uitsluitend voor Robinson in loondienst te produceren. Robinson bezit dan 50% van de aandelen en een aantal jaren later zelfs 100%; C.F. Verschuur werd in 1954 benoemd tot mededirekteur van De Komeet.(10) Dankzij de steun van Robinson boekte het bedrijf in Valkenswaard weer betere bedrijfsresultaten. De redenen voor de overname van De Komeet door Robinson waren:(11)
- het personeelsgebrek in Nijmegen zou opgevangen worden
- de winst zou helemaal ten goede komen aan de Robinson-aandeelhouders
- de produktiecapaciteit van De Komeet zou niet in handen van de concurrentie vallen
- het produktieapparaat van De Komeet zou aangewend kunnen worden voor de fabrikage van speciale artikelen.
Echter in de jaren zestig leidde de afhankelijkheid van de orderpositie van Robinson en de niet door grotere produktiviteit te compenseren loonstijgingen tot negatieve resultaten. Met de overname van Robinson kwam ook De Komeet in handen van Swift, maar de produktie-aktiviteit bleef dalen totdat in 1975 het fabrieksgebouw te Valkenswaard verkocht werd.(12)
De gunstige bedrijfsresultaten zetten door tot in de eerste helft van de zestiger jaren. Vanaf 1965 werden de resultaten negatief. In een poging deze lijn om te buigen nam in 1966 Robinson de schoenfabriek Myagron te Groesbeek over. De bedoeling hiervan was de kapaciteit van de stikkerij op te voeren ten einde een geleidelijke produktieverdubbeling te bereiken. Het aantal werknemers steeg hiermee van 500 tot 550.
Toch kon Robinson na deze jaren van fors teruggelopen omzetten en gestegen loon-en arbeidskosten het hoofd niet meer boven water houden.
Nadat in 1953 de oprichter Frans Verschuur na een langdurig ziekbed overleden was en opgevolgd door zijn zoon Christianus F. Verschuur, trad in 1966 P.F. Scheeren uit de vennootschap wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. In april 1967 overleed de weduwe van F. Verschuur, E.A.M. Lamers, en in datzelfde jaar kwam er, voor buitenstaanders toch onverwacht, een einde aan het zelfstandig bestaan van de N.V. Robinson Schoenfabriek.(13)
3. Swift
Voor Ferdinand H. Biessels was in oktober 1967 de cirkel gesloten. Na zijn carrière gestart te zijn als mededirekteur en aandeelhouder bij de N.V. Schoenfabriek voorheen Frans Verschuur werd hij in november 1934 mededirekteur en aandeelhouder bij de N.V. Wotana Schoenfabriek te Nijmegen.(14) Bij notariële akte van 1 juni 1931 werd door Theodorus en Hendrikus Otten dit bedrijf opgericht, waarna de aandelen overgedaan werden aan Herman Otten en Willem Anne van Heijningen, die vanaf dat moment fungeerden als direkteur respektievelijk president-commmissaris. Twee maanden later werden de gelederen versterkt met Dirk Christiaan Janssen als aandeelhouder en commissaris.(15)
Het produktieapparaat bleef om uitbreiding en daarmee ook om kapitaal vragen. In
1932 verhuisde de fabriek van de Smidstraat naar een pand in de Groenestraat om zo aan de behoefte tot meer ruimte te kunnen voldoen. Enige jaren later trad Ferdinand Biessels als vierde aandeelhouder tot de vennootschap toe, waar hij als direkteur het beheer voerde over de verkoop- en reklameaktiviteiten en het merk Swift creëerde. Herman Otten bleef de leiding houden over de fabrieks-organisatie, de inkoop, calculatie en administratie.
De samenwerking tussen Otten en Biessels wierp al snel vruchten af en spoedig was men genoodzaakt weer naar een grotere bedrijfsruimte uit te zien, die gevonden werd aan de Muntweg, waar de gebouwen van de kunstzijdespinnerij Drya aanvankelijk gehuurd, later gekocht konden worden. Na grondige verbouwingen werd de fabriek in november 1940 feestelijk geopend onder de bedrijfsnaam Swift Schoenfabriek.(16)
Nadat tijdens de Tweede Wereldoorlog de produktie sterk was verminderd, werd in 1946 begonnen met de wederopbouw van het produktieproces. In het begin van de jaren vijftig ging Swift zich ook op de export richten, waarna in 1959 in Kleef een handelskantoor opgericht werd, Swift Schuh G.m.b.H., waardoor de belangen van Swift in West-Duitsland en Berlijn behartigd werden.(17)
Evenals bij Robinson het geval was, bleek ook de personeelsvoorziening bij Swift een chronisch probleem. Het verloop was groot en het werd steeds moeilijker om voor de fabriek voldoende meisjes aan te trekken. Met name voor de stikkerijen heeft men dit probleem grotendeels opgelost door in Wijchen, in Millingen en in de Cyclamenstraat te Nijmegen aparte ateliers te openen. Bovendien hoopte men op een verhoging van de vakbekwaamheid van jonge arbeiders door de nieuwe opleiding van de school voor de schoentechniek.(18)
Door specialisatie en kwaliteitsbewaking kon Swift zich verheugen in een voortdurend stijgende produktiviteit en rentabiliteit en in 1964, bijna 25 jaar jaar na de start op de Muntweg, was Swift een van de drie grootste schoenfabrieken van de Benelux. Swift had toen 5% van de Nederlandse schoenproduktie in handen met een jaaromzet van meer dan 1.000.000 paren tegen 400.000 in 1940. Het aantal personeelsleden had zich in deze periode verdubbeld van 400 naar 800.(19)
De verhoogde concurrentie, de zich bundelende winkeliers, de snel wisselende mode en de toenemende bemoeiingen van de overheid vereisten een grote flexibiliteit van de leiding en een steeds verdergaande rationalisering van het produktieapparaat. Inmiddels was D.Ch.P. Janssen, medeoprichter, aandeelhouder en commissaris van de N.V. in 1965 overleden en Jan Otten benoemd tot adjunkt-direkteur, belast met de ontwerpafdeling en kwaliteitszorg. Hoewel de winst in 1966 nog steeg met 7% werden volgens het jaarverslag moeilijkheden verwacht ten gevolge van toenemende bemoeiing van de overheid, zoals de invoering van de omzetbelasting per 1 januari 1967 en maatregelen op het gebied van de prijsbeheersing.
Het jaar daarna werd het produktieniveau verlaagd. Het personeelsbestand kromp, via natuurlijk verloop, in van 800 naar 700 werknemers. Toch was er nog sprake van een record-winstcijfer van f.1.422.000,-.(20)
4. Swift en Robinson
In de loop van het jaar 19676 doken er geruchten op, dat het Robinsonbedrijf in financiële moeilijkheden zou zijn. De direkteur van Swift toonde, evenals enkele andere bedrijven, belangstelling voor overname van de noodlijdende fabriek. Swift wilde, met het oog op die andere bedrijven, de onderhandelingen zo snel en diskreet mogelijk voeren en afronden. Daartoe trad Swift met twee aandeelhouders "bij nacht en ontij in het strijdperk". En met succes, want op 16 oktober 1967 kochten die twee aandeelhouders van Swift alle aandelen van Robinson op.(21) Tussen de direkties van Swift en Robinson waren toen al afspraken gemaakt over een samenwerkingsverband op zo kort mogelijk termijn. Merkwaardig is wel, dat in de vergaderingen van de aandeelhouders van Robinson in augustus van dat jaar met geen woord gerept werd over de moeilijke situatie van het bedrijf of over een eventuele overname door een ander. Zeker gezien de mogelijke gevolgen voor het personeel doet dit vreemd aan. Ruim een jaar na de aankoop van de aandelen werd de Stichting Administratiekantoor voor Aandelen Swift en Robinson in het leven
geroepen, gevolgd door de oprichting van Swift en Robinseon Schoenfabrieken N.V. Op 30 december 1968 nam S. en R. het produktiebedrijf van Swift en het produktiebedrijf van Robinson over.(22) Vanaf die tijd traden beide voormalige schoenfabrieken op als verkoopmaatschappijen van de door S. en R. geproduceerde artikelen. S. en R. was dus de produktiemaatschappij. Het voert te ver om de precieze gang van zaken met de aankoop, ruiling en verkoop van aandelen hier te schetsen.
Uiteindelijk bleef het aandelenpakket in handen van dezelfde families.
Op het moment van de overname van de aandelen Robinson door enkele aandeelhouders van Swift bedroegen de verliezen van Robinson ongeveer f.100.000,- per maand. Ontslag dreigde voor alle 400 werknemers. Door de oprichting van S. en R. Schoenfabrieken N.V. hoopte men in korte tijd de verliezen tot staan te brengen en door het vergroten van de produktiekapaciteit van het geheel weer een rendabele onderneming te kunnen maken.(23)
De heer Salet, 2 jaar daarvoor als stafmedewerker in dienst getreden van Swift, zou de nieuwe direkteur van Robinson worden met als opdracht Robinson weer gezond te maken. Inderdaad stegen de omzet en de produktie na de overname door Swift bij Robinson daarna aanzienlijk, maar dit was voor een stuk gegaan ten koste van Swift.
Van de prachtige berekeningen en plannen kwam dan ook niet veel terecht. Op 1 juli 1970 werd het fabriekskomplex aan de Groesbeekseweg - de Robinsonfabriek -verkocht aan de Stichting "Werkplaats Valkenburg",(24) waarna de bedrijfsuitoefening vrijwel helemaal geconcentreerd werd aan de Muntweg. Op 1 februari 1972 staakte Robinson haar verkoopaktiviteiten en droeg alle voorraden, vorderingen, enz. over aan S. en R. Op dezelfde datum werden de voorraden, vorderingen, enz. van de andere verkoopmaatschappij, Swift, overgenomen door S. en R.
Op het einde van dat jaar werden Robinson en Swift omgezet in B.V.'s. De N.V. S. en R. droeg de produktie en verkoop van damesschoenen over aan Swift B.V. en de produktie en verkoop nvan heren- en jongensschoenen aan Robinson B.V. Hierna resteerde S. en R. alleen nog de exploitatie van haar onroerende goederen; we spreken nu van Exploitatiemaatschappij S. en R. N.V.(25)
Alle veranderingen en reorganisaties leverden echter geen winstgevende bedrijfsresultaten op. Een analyserapport van het beleid van de eerste vijf jaren na de fusie gaf een aantal oorzaken aan voor de verdere neergang van de schoenenindustrie in Nijmegen. Dit bleken vooral de sterke concurrentie uit het buitenland en de hoge loonkosten in Nederland te zijn.(26) Om deze laatste te compenseren zou, volgens het rapport, zelfs gekozen zijn voor een vermindering van kwaliteit. Er werden diverse voorwaarden gesteld, waaraan voldaan zou moeten worden, wilde men nog bestaansrecht houden. Als dit niet gebeurde moest met de produktie van schoenen gestopt worden; een voortbestaan als handelsmaatschappij bood dan mis-schien nog mogelijkheden. In de beginjaren zeventig zag het bedrijf zich genoodzaakt vanwege de overproduktie en moeizame afzet tijdelijk werktijdverkorting aan te vragen. In de Ondernemingsraad werd met grote regelmaat gesproken over reorganisaties en eventuele konsekwenties voor het personeel.
Inmiddels was de verstrengeling van de B.V.'s en N.V.'s zo gecompliceerd geworden, dat de accountant het niet verantwoord achtte afzonderlijke accountantsverklaringen af te geven. In 1975 werden wederom plannen ontworpen en uitgewerkt om tot de zoveelste reorganisatie te komen. Alle bedrijfsaktiviteit moest geconsentreerd worden aan de Muntweg. De ateliers in Valkenswaard en in de Cyclamenstraat dienden hiertoe verkocht te worden. Bovendien wilde de direktie "een herziening van de fiscaal-juridische struktuur van de vennootschappen ...., waardoor de totale opzet sterk vereenvoudigd zal worden en de inzichtelijkheid zal worden vergroot".(27)
Op 1 januari 1977 werd Schoenfabriek De Komeet geliquideerd, het gebouw te Valkenswaard werd verkocht en voor het atelier in de Cyclamenstraat werd nog naar een koper gezocht. Bovendien werd getracht een gedeelte van het gebouw aan de Muntweg te verkopen. De eigen produktie moest zoveel mogelijk worden beperkt en uitbesteding aan bedrijven in landen met lagere arbeidslonen (Roemenië) kwam steeds vaker voor.(28) In de volgende jaren bleven de negatieve ontwikkelingen doorzetten: stijgende loonkosten, stagnerende afzet, slechte bedrijfsresultaten. Pas in 1978 werd het gebouw aan de Cyclamenstraat verkocht en een jaar later werden in de ondernemingsraadvergadering de bedrijfsresultaten "zorgelijk slecht" genoemd. De accountant schreef dat de jaarrekening geen eerlijk beeld gaf "gezien de onmogelijkheid tot voortzetting van de bedrijven van Robinson Schoenfabrieken B.V. en Swift Schoenfabriek B.V.", reden waarom de waardering eigenlijk op liquidatiewaarde zou moeten geschieden.(29) In het sociale jaarverslag lezen we, dat maximaal gebruik gemaakt is van de mogelijkheden tot werktijdverkorting ten einde te proberen de grote voorraden gereed produkt te verminderen. De produktie verminderde aanzienlijk, maar de voorraden nauwelijks. Ook hier lezen we: "nog zo'n slecht jaar als 1979 zou het bedrijf niet overleven".
Dat de nood hoog was, blijkt ook uit de mededeling van de direkteur, dat het kantoorpersoneel zich bereid heeft verklaard in de fabriek te assisteren. En ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van Swift in 1980 kon van een groots opgezette jubileumviering geen sprake zijn. Een nieuwe afslankingsoperatie werd aangekondigd en de produktie van sportschoenen aangepakt.(30)
Ook dit baatte niet meer en begin januari 1981 werd het faillissement aangevraagd. De laatste, inmiddels nog maar honderd, werknemers worden ontslagen.1. Joh. de Vries, Nieuw Nijmegen 1870-1970. Moderne economische geschiedenis van de stad Nijmegen. Tilburg 1969, p. 72-73; G.J.A. Schampers, Overzicht van de economische ontwikkeling van Nijmegen in het bijzonder na 1800. Nijmegen z.j., p. 30-31
2. Idem
3. Interview met F. Kesseler
Dokumentatie over schoenfabriek Wellen en Co., aanwezig op het Vakbondshistorisch Archief te Nijmegen
4. Archief van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Nijmegen en Omgeving (voortaan Arch. K.v.K.), handelsregister dossiernummer 5655; Secretariearchief van de gemeente Nijmegen 1816-1946, hinderwetvergunningen nrs. 748 en 1723
5. Jaarverslagen van de Kamer van Koophandel
6. Idem
7. Archieven van Swift en Robinson Schoenfabrieken B.V. (voortaan Arch. S. en R.), inv.nr. 5
8. Arch. S. en R. inv.nr. 50
9. Arch. S. en R. inv.nr. 49
10. Arch. S. en R. inv.nrs. 5, 66-69
11. Idem
12. Arch. S. en R. inv.nr. 435
13. Arch. S. en R. inv.nr. 162
14. Arch. K.v.K., handelsregister dossiernummer 2952; Arch. S. en R. inv.nr. 131
15. Arch. S. en R. inv.nrs. 128, 131
16. Secretariearchief van de gemeente Nijmegen 1816-1946, hinderwet-vergunningen nr. 669
Idem bouwverguningen nr. 10.496
17. Arch. S. en R. inv.nrs. 147, 148, 392
18. Jaarverslag Kamer van Koophandel over 1964 Arch. S. en R. inv.nr. 152
19. Idem
20. Arch. S. en R. inv.nr. 162
21. Idem
22. Arch. S. en R. inv.nrs. 395, 397
23. Arch. S. en R. inv.nr. 162
24. Arch. S. en R. inv.nr. 429
25. Arch. S. en R. inv.nrs. 398, 399
26. Arch. S. en R. inv.nr. 416
27. Arch. S. en R. inv.nr. 445
28. Arch. S. en R. inv.nrs. 446, 447
29. Arch. S. en R. inv.nr. 449
30. Arch. S. en R. inv.nr. 513
vervaardigen van schoenen
-:Nijmegen
Inleiding van de toegang op het archief door Christa van der Velden. (1986)