Verpanding van Nijmegen
Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!
Op 8 oktober 1247 vond op een burcht in Neuss een ontmoeting plaats tussen de graaf van Holland, Willem II en zijn neef Otto II, de graaf van Gelre en Zutphen. Willem II was een paar dagen daarvoor gekozen tot koning van het Heilige Roomse Rijk en de nieuwbakken rooms-koning had dringend geld nodig. In zijn nieuwe hoedanigheid van rooms-koning had Willem de beschikking over de domeingoederen van het rijk en hiertoe behoorde ook Nijmegen, dat als rijksstad onder zijn onmiddellijke gezag stond. Het was niet ongebruikelijk dat vorsten rijksgoederen in onderpand gaven als zij een lening afsloten. De Gelderse graven waren er al langer op uit om het gunstig aan de Waal gelegen Nijmegen te verwerven. Die gelegenheid deed zich nu voor: in ruil voor een lening van 10.000 mark kreeg Otto II de burcht te Nijmegen, met al zijn landerijen, bossen en boerderijen, alsmede de daar wonende vazallen en onderhorigen als onderpand. De graaf van Gelre zou daarbij in de rechten treden van de keizer van het Heilige Roomse Rijk. De op de burcht aanwezige burchtmannen verzetten zich niettemin en graaf Otto moest de burcht met geweld innemen. Ook de inwoners van de stad waren teleurgesteld: voortaan zou slechts een graaf in plaats van de keizer hun heer zijn. Nog eeuwen later zouden leden van de magistraat zich beroepen op het feit dat Nijmegen een oude rijksstad was.
De pandsom werd nooit ingelost en Nijmegen bleef een Gelderse stad. Binnen het graafschap, later hertogdom Gelre en Zutphen was zij zelfs enige tijd de eerste stad. Pas in 1648, bij de Vrede van Münster, werd de band met het Duitse Rijk voorgoed verbroken.
Bronnen
Regionaal Archief Nijmegen, Wetenschappelijke correspondentie, inv.nr. 535-010 (z.j.).
Commentaar
<comments hideForm="false"/> of, lees de overige commentaren ...