Vierdaagsearts Dr. D.A. Avenarius
Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!
Geschiedenis Vierdaagse | |
![]() startpagina |
Alles over de geschiedenis van de Vierdaage in het Digitale Huis van de Nijmeegse Geschiedenis Lees verder>>> |
{{#widget:imagewithlink|src=http://studiezaal.nijmegen.nl/HttpHandler//icoon.ico?icoon=14184231%7Curl=http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=1340288"}} | |
---|---|
De commandant van het veldleger en zijn adjudant aan het defileerpunt op de eerste dag van de 27e Vierdaagse. Verder vlnr: NBvLO-voorzitter jonkheer G.C. von Weiler, kapitein J.N. Breunese en dr. D.A. Avenarius.(1936) |
Herinneringen van een Vierdaagsearts
Dr. D.A. Avenarius: „De Vierdaagse is een zaak die je moet dienen."
"In 1931 liep een groepje vrienden van me, dat in dienst was bij de Luchtvaart Afdeling op Soesterberg, de Vierdaagse mee. Ze vroegen me te komen kijken, en dat heb ik gedaan. De leiding van de medische dienst in die jaren was - al sinds 1916 - in handen van dokter Leuring, een kinderarts uit Den Haag. Hij kon het niet alleen af en had elk jaar assistentie van jonge artsen en semi-artsen uit Leiden. Nadat ik in '34 afstudeerde, werd ik ook gevraagd om te assisteren. Dat heb ik in datzelfde jaar voor de eerste keer gedaan. We sliepen op strozakken in de Nijmeegse koloniale kazerne. Als helpers hadden we een aantal hospitaalsoldaten uit Utrecht. Ook toen al was er massage, verzorgd door het Genootschap voor Heilgymnastiek en Massage. In dat jaar waren er ongeveer vierduizend deelnemers aan de mars."
De radioloog dr. D.A. Avenarius (1909-2003), woonachtig in Winterswijk, vertelt over de 37 jaar dat hij bij de medische dienst van de Vierdaagse betrokken was veel details. Als hoofd van de dienst verliet hij in 1971 de KNBLO-organisatie, waarvan hij ook nog een klein jaar als voorzitter had gefungeerd. Intensief heeft hij al die jaren beleefd, waarvan de laatste vooroorlogse en de eerste erna hem altijd zullen bijblijven. Voor zijn bemoeienissen in die eerste jaren om voor 'het Genootschap' overheidserkenning te krijgen (wat hem ook is gelukt) is hij nog steeds lid van verdienste van wat nu heet het Nederlands Genootschap voor Physiotherapie. „Toen ik 80 werd kreeg ik nog een attentie van die club, dat was inderdaad attent".
Toen Leuring, dé arts van de Vierdaagse, ouder werd, zei hij tegen de jonge Avenarius: „Ga jij er maar heen". Dr. Avenarius werd tot sous-chef benoemd, totdat Leuring in 1936 plotseling overleed. Op verzoek van het Bondsbestuur nam Avenarius de verantwoordelijkheid voor de medische dienst over. Hij werd toen tevens lid van het bestuur. Het aantal deelnemers breidde zich uit. Ook het medische werk, dat uit veel meer zaken dan blaren en andere voeteuvels bestond, nam hiermee toe.
De Duitse blindedarm
Aan de Vierdaagse van 1938 bewaart Avenarius heel aparte herinneringen. "Er had een grote groep van de Duitse Hitlerjugend ingeschreven, maar die werd door het bestuur niet toegelaten, omdat de groepering teveel verweven was met politiek. Daarna schreef de groep zich opnieuw in, nu onder de naam 'Deutsche Reichsjugend', en als zodanig hebben ze ook meegelopen. Nu deed zich het geval voor dat op de derde dag één van de jongelui niet goed werd. Na een onderzoek liet ik hem opnemen in ons hospitaal. 's Avonds ben ik weer naar hem toegegaan en heb hem laten opnemen in een Nijmeegs ziekenhuis, omdat ik problemen met de blindedarm had geconstateerd. Dat gaf evenwel moeilijkheden, want de gelaarsde leiders van de groep waren het er helemaal niet mee eens. Zij vertrouwden en geloofden mij niet. Zij konden zich als Duitse keurgroep geen uitvallers permitteren, en zagen mij als zondebok. Naar verteld werd, meldde de leider elke avond telefonisch aan het hoofdkwartier van Hitler hoe de stand van zaken in Nijmegen was. Nou, dat gaf een heisa! Ik werd 's avonds tijdens de maaltijd opgebeld door de Duitse zaakgelastigde in ons land en daarna zelfs door de Duitse ambassadeur. Ik moest me min of meer verantwoorden voor wat ik had beslist. Maar ik was zeker van mijn zaak, en dat bleek ook wel twee dagen later. In een kommetje Op donderdagavond kwam plotseling het bericht dat de volgende dag minister-president Colijn naar de intocht zou komen. Toen hij arriveerde moest ik onmiddellijk opdraven om hem - die van de hele zaak op de hoogte bleek te zijn - uit te leggen wat er aan de hand was met die knul. Daaruit bleek wel hoe voorzichtig men in ons land was om maar geen Duitse irritatie op te wekken. Om het verhaal af te maken: die jongen is in Nijmegen geopereerd, maar niet nadat de Duitse leider een verklaring had getekend dat hij instemde met de operatie. Eerst wilde hij dat niet, onder geen beding, maar evenmin wilde hij een verklaring tekenen dat de gevolgen dan voor hem zouden zijn. Nog steeds geloofden ze ons niet en dachten ze dat wij opzettelijk iemand van hen hadden laten uitvallen! Ten slotte ging de operatie toch door; ik heb geassisteerd. De blindedarm was inderdaad zo rot als een mispel. Ik heb hem in een kommetje gedaan en ben daarmee de gang opgegaan om hem aan de daar wachtende Duitse leiders te laten zien. Eerst toen accepteerden ze onze beslissing."
Een echte vuurproef
Op de vraag hoe de personeelsinzet na de oorlog verliep, komt een lang verhaal. "Na de oorlog veranderde alles. In 1946 waren de hospitaalsoldaten niet meer te krijgen, terwijl ook het militaire hospitaal in Nijmegen niet meer voor ons beschikbaar was. Bovendien werd de accommodatie van de deelnemers geheel veranderd. Ik was toen commandant van de Rode Kruis Colonne in Enschede, en had daar erg goed geschoold personeel. Dat heb ik toen mee naar de Vierdaagse genomen. Naderhand heb ik ook de Colonne Nijmegen ingeschakeld, wat in totaal neerkwam op meer dan honderd mannen en vrouwen, plus nog een twintigtal leerlingen fysiotherapie. Het was allemaal improviseren, temeer omdat we er geen idee van hadden hoeveel deelnemers zich zouden aanmelden. Dat eerste naoorlogse jaar was voor alle betrokkenen, artsen en ander personeel, een echte vuurproef Ook al om vast te stellen of deze organisatie in de komende jaren zo zou kunnen worden voortgezet. Tot onze verrassing bleek het aantal deelnemers met enkele honderden te zijn gestegen. Hieronder waren uiteraard veel nieuwelingen, waarvan velen niet voldoende hadden getraind. Het schoeisel was slecht, evenals de kousen en sokken. Ook de voedingstoestand liet echt te wensen over, en wijzelf beschikten slechts over beperkte middelen. Er is toen enorm veel werk verricht, maar iedereen was zó gemotiveerd, dat we het jaar erop weer over voldoende personeel uit Enschede en Nijmegen konden beschikken. Dat is nog jaren doorgegaan, en het personeel kreeg steeds meer ervaring."
Medisch conflict
Waren er nog ontwikkelingen op medisch gebied? "Och, de blaren. de peesschedeontstekingen en de gewrichtsaandoeningen bleven dezelfde. Maar in die blarenbehandeling is toch wel veel veranderd. Na de oorlog hebben we al gauw leren werken met leukoplast. Eerst de blaar aanprikken, dan het vocht eruit laten lopen, joderen en dan dakpansgewijs afplakken. Dan ging het leukoplast tijdens het lopen niet rollen. Het was een veel logischer behandeling dan met hansaplast, waarbij het gaas dat op de blaar werd geplakt ging schuiven en irriteren. Dat dakpansysteem is voor het eerst in de Vierdaagse toegepast, maar het heeft ook voor heel wat trammelant gezorgd. Toen namelijk de uitvoering van de medische dienst geheel overging naar het Rode Kruis, vond de arts van deze organisatie die nieuwe behandeling niet goed en schreef dus zijn eigen behandeling voor. Ik verzette me daartegen, want ik had de verantwoording over het geheel. Ik hield m'n poot stijf, waarna de zaak helemaal spaak liep én hoog op. Het Rode Kruis werd door de Bond niet langer uitgenodigd voor de Vierdaagse. Het conflict kwam in alle kranten en in het ANP. Stapels correspondentie zijn erover geweest tot op het allerhoogste niveau. Ook de legercommandant bemoeide zich er persoonlijk mee. Toen het Rode Kruis niet meer meedeed nam ik uit Leiden een groot aantal co-assistenten mee naar Nijmegen, die vonden dat prachtig en zij werden allemaal een ervaring rijker. De ziekenauto's kwamen via het leger en de Nijmeegse GGD. Dat speelde zich allemaal af in 1954. Zelfs de minister van Defensie, ir. Staf, die zelf lid was van het Hoofdbestuur van het Rode Kruis, kwam met een helikopter naar Nijmegen. Ik moest bij hem komen en het bleek mij dat hij alles wist. „Ik geef U schoon gelijk", zei hij ten slotte tegen mij, en voegde daar nog aan toe: „Het werd hoog tijd dat die slappe baronnenboel in Den Haag eens werd tégengesproken". Na één jaar is het Rode Kruis weer mee gaan doen, maar wel nadat een commissie van drie medische deskundigen een onderzoek had verricht naar de juiste manier van blaarbehandeling. Zij rapporteerde in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, en gaf mij wetenschappelijk gelijk. Dit medisch conflict heeft veel aandacht gehad in de media. Een heel plezierige nasleep voor mij was dat het jaar erop ik. toch nog heel jong. werd benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Minister Cals kwam naar de Vlaggenparade en reikte de onderscheiding op het stadhuis van Nijmegen aan mij uit. Later deden behalve het Rode Kruis en EHBO-verenigingen ook gediplomeerde sportmasseurs mee. terwijl wij - wijlen dokter Versteeg en ik - later ook een verbindingsdienst voor het Rode Kruis hebben opgezet. Alle ambulances werden vanaf toen gedirigeerd door mobilofoons. een systeem dat nog steeds wordt toegepast."
Cognac voor flauwgevallen lopers
Op de vraag wat hij zich nog herinnert van het zgn. driemanschap uit 1946. geeft dr. Avenarius omstandig antwoord . „’t Was vlak na de oorlog, dat we aan de organisatie van de Vierdaagse begonnen. De marsleider sinds 1936. majoor J.N. Breunese, kwam terug uit krijgsgevangenschap, maar mocht de eerste naoorlogse Vierdaagse niet leiden vanwege activiteiten in die afgelopen jaren. In juni 1940 had de Nederlandse generaal Winkelman ermee ingestemd dat Breunese hoofd werd van de "Opbouwdienst". Dat was een organisatie voor dat deel van het gedemobiliseerde Nederlandse leger waarvan verwacht werd dat het voorlopig geen werk in de burgermaatschappij zou vinden. De mensen werden ingezet voor allerlei werkzaamheden. Maar toen Seyss-Inquart de inmiddels Arbeidsdienst geworden Opbouwdienst steeds meer onder druk zette, hield Breunese er in 1941 mee op. Zo zat de Vierdaagse in 1946 dus zonder marsleider, waarna ik, met de langste routine, werd gevraagd die taak over te nemen. Maar van het vooroorlogse bestuur waren de heren Van Wageningen en drs. Bijleveld ook nog actief, dus vormden we met z'n drieën de leiding. De Nijmeegse middenstand had een garantiefonds van f 10.000 bij elkaar getrommeld voor de Vierdaagse. Dat was veel te weinig. Ik stelde me in verbinding met generaal Kruls, en die verschafte verder alles wat ik nodig had om de mars te organiseren. Auto’s, ambulances en personeel. De deelnemers, ik zei het al eerder, kwamen op een slof en een schoen naar dit echt Nederlandse evenement, want zo voelde men dat toen. Men vond het Nederland op z'n best. Er kwamen veel meer deelnemers dan vóór de oorlog. Maar er deden zich ook veel problemen voor. De lichamelijke conditie van velen was slecht. Tijdens de mars en 's avonds na terugkeer vielen vele lopers flauw. Alcohol werkt het best in die gevallen, dus deed ik een beroep op De Vereeniging. „Heb je nog cognac in huis?". vroeg ik. Ik kreeg twaalf flessen mee voor ons hospitaal. Ieder die het nodig had kreeg een klein glaasje, en daarna stuurden wij hem of haar direct naar huis. Het was echt een heel bijzondere Vierdaagse, waarbij Nijmegen, de zo getroffen en gehavende stad, zich van de allerbeste zijde liet zien. De stemming was heel bijzonder, maar velen vergden teveel van zichzelf en van ons. Het was een indrukwekkende Vierdaagse. waar de suprematie van de geestkracht. van het 'Willen is kunnen' tot uiting werd gebracht."
Over Breunese
Majoor Breunese kwam in 1946 wel naar Nijmegen, maar fungeerde niet in het openbaar, omdat zijn procedure nog liep. Wel adviseerde hij op allerlei terrein.
Dr. Avenarius: „Breunese bezat de aangeboren eigenschap tot leiding geven zonder machtsvertoon. Hij was rechtlijnig, en week nooit af van zijn beslissingen. In de ruitersport verrichtte hij wonderen. Hij won als grenadier, dat is het voetvolk, de wat nu heet Military in Boekelo. De cavalerie kon dat niet best velen. Later deed hij mee aan een concours in Wassenaar. Iedereen was er, maar Breunese won. Na de prijsuitreiking werd hij teruggeroepen met de mededeling, dat er iets verkeerd was gegaan en dat hij de prijs toch niet mocht hebben. Hij gaf de trofee terug, ging naar huis en stuurde al zijn trofeeën terug naar de Kon. Ver. voor de Paardesport, met het briefje: „Jullie zullen ook toen wel niet goed gerekend hebben". Zo was hij. Als jong arts kreeg ik van hem te horen: „Wanneer u dat niet gewend bent, hier wordt gewerkt. De dag heeft 24 uur, en dan is er nog de nacht." Toch was hij zeer gezien in het Nijmeegse. Evengoed stuurde hij als kapitein een overste die volgens hem niet voldoende inzet toonde, naar huis en maakte dit publiekelijk bekend. Breunese was eigenlijk alles: marsleider, secretaris, voorzitter. Een heel aparte kerel, die later tot aan zijn dood in 1963 weer leider van de Vierdaagse is geweest."
Naar huis gestuurd
Maar Avenarius herinnert zich ook andere bestuursleden die niet aan de gestelde eisen voldeden. „Eén ervan heb ikzelf de wacht aangezegd en hem zijn congé gegeven, wegens zijn achterbakse gedoe. Later heb ik nog een voorzitter namens de overige bestuursleden moeten laten weten dat hij maar beter op kon stappen. Hij zag de hele zaak alleen maar ter verheerlijking van zichzelf" Dr. Avenarius weet veel van personen en van politieke en militaire intriges die zich in 'zijn' jaren rondom de Vierdaagse hebben afgespeeld. Moeilijke en nare zaken, maar de vele plezierige en fijne herinneringen hebben zeker de overhand bij hem. „Dit schitterende gebeuren dat de Vierdaagse is kan ook best een stootje verdragen, en meestal interesseert dat de wandelaars ook nauwelijks. Als zij maar een goed georganiseerde mars aantreffen en hun sport kunnen bedrijven", zegt hij. Eén van die ontelbare goede herinneringen heeft hij aan het jaar 1967. Toen liep Prins Claus mee, en Avenarius heeft hem de hele week medisch begeleid. Hij lacht nog wanneer hij denkt aan al die geslaagde afleidingsmanoeuvres die uitgedacht waren om de Prins te beschermen tegen het publiek en de media. Wat de loper betreft ziet de rustend Vierdaagsearts geen verschil tussen toen en nu: „De wandelaar komt om te wandelen en die rekent erop dat de zaak goed is voorbereid. Wij moeten het zo organiseren, dat de mensen er dat vinden wat ze ervan verwachten. Niemand van de organisatie mag ooit als triomfator fungeren, dat is absoluut fout. Het gaat om de lopers, niet om de organisatoren. De Vierdaagse is een zaak die je moet dienen. Het mag nooit zo worden, dat iemand er zich door wil opkrikken. Die kan beter wegblijven."
Verantwoording
De tekst van dit artikel is overgenomen uit het boek De Wereld wandelt uit 1991.