Voor Nijmegen komt de spoorweg voor het eerst in beeld in 1842 als de zuid-oosterspoorwegmaatschappij wordt opgericht. Deze particuliere maatschappij wil een spoorlijn realiseren tussen Tilburg en Nijmegen. Andere initiatieven volgen. Zo richt zowel het Nijmeegse stadsbestuur als de plaatselijke Kamer van Koophandel zich tot de koning om de geplande spoorweg Amsterdam-Keulen via Arnhem en vervolgens via Nijmegen langs de linker Rijnoever aan te leggen. Een langs de rechteroever geplande spoorweg zou, volgens de opstellers van de petitie, immers leiden tot Nijmegens isolement en ondergang.[1] Enkele jaren later, in 1846, komt er een concessie voor een spoorlijn Arnhem-Nijmegen- Veghel(-eventueel 's-Hertogenbosch). In 1849 doen de concessionarissen overigens weer afstand van de hun verleende concessie. Ondanks particuliere initiatieven en enige inzet van de lokale overheid wordt Nijmegen tot 1850 niet meer opgenomen in het Nederlandse spoorwegennet.
De aansluiting op het landelijk spoorwegennet is voor de ontsluiting van Nijmegen van groot belang geweest. De lokale overheid heeft het belang daarvan zeker ingezien en zich veel moeite getroost om die aansluiting te bewerkstelligen. Lang heeft de stad moeten wachten. De eerste verbinding, die met Kleef, is tot stand gekomen met subsidie van het stadsbestuur en het beschikbaar stellen van gemeentegronden in Heumensoord. Daarna wordt Nijmegen nog in de volgende richtingen op het spoorwegnet aangesloten: Arnhem in 1879; Tilburg in 1881; Venlo in 1883.
Bewerking van de resultaten van onderzoek, gedaan in de jaren 1994-1996, naar lokaal bestuur en gemeentelijke overheid in Nijmegen door Lisette Kuijper (Regionaal Archief Nijmegen, 2010)