Gemeente Bergharen

Uit Het Digitale Huis
Versie door Admin (overleg | bijdragen) op 2 aug 2023 om 17:31 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!

Algemene gegevens
Naam : Gemeente Bergharen
Andere naam (namen):

{{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam1}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam2}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam3}}}]]|}} {{#if: | * [[Andere naam::{{{Andere naam4}}}]]|}}

Bestaansperiode: Beginjaar::1810 - Eindjaar::1983
Rechtsvorm: Rechtsvorm::Overheid
Voorganger(s):

{{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger1}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger2}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger3}}}]]|}} {{#if: | * [[opvolger van::{{{Voorganger4}}}]]|}}

Opvolger(s):

{{#if: Gemeente Wijchen| * voorganger van::Gemeente Wijchen|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger2}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger3}}}]]|}} {{#if: | * [[voorganger van::{{{Opvolger4}}}]]|}}

Hoger orgaan:

{{#if: | Hoger orgaan::|}}

Archief
{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126491069%7C Het archief van deze organisatie is in beheer bij het Regionaal Archief Nijmegen. De toegang met de beschrijving van de stukken is bereikbaar via deze link:
|}}

{{#if: | Vindplaats archief:|}}

{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126491069%7C
|}}{{#if: http://studiezaal.nijmegen.nl/ran/_detail.aspx?xmldescid=2126491069%7CNaar beschrijving archief|}}{{#if: | |}}

{{#if: |

Algemene context

|}}

{{#if: De kerkdorpen Bergharen, Hernen en Leur

De archieven die in deze inventaris worden beschreven beslaan de periode 1810 - 1983. Het betreft de archieven van Bergharen, Hernen en Leur, drie kerkdorpen in het rivierkleigebied van het Land van Maas en Waal, die vanaf 1818 één gemeente vormden. De grootste van de drie is van oudsher Bergharen. Van 1810-1983, het laatste jaar voor Bergharen inclusief Hernen en Leur als zelfstandige gemeente, is het aantal inwoners van de drie kerkdorpen samen meer dan verdubbeld: van ca. 1200 in 1810 naar 2471 in 1983 (1).
Gedurende een groot deel van de periode waarop deze inventaris betrekking heeft, kenden Bergharen, Hernen en Leur weinig welvaart. De inwoners waren voornamelijk werkzaam in de landbouw en veeteelt. De bevolking was overwegend katholiek. In Leur woonden naar verhouding veel protestanten (2).
De drie kerkdorpen kennen vele historische plekjes, bijvoorbeeld in de vorm van oude boerderijen. Het belangrijkste monument is het kasteel te Hernen, één van de weinige goed bewaarde middeleeuwse kastelen van Nederland. In 1940 kwam het kasteel in bezit van de Stichting Vrienden der Gelderse Kastelen, waarmee het startsein werd gegeven voor een grondige restauratie (3). Bezienswaardig in Leur zijn de Nederlands Hervormde Kerk en het Huis te Leur, dat in 1818 het eerste gemeentehuis van de nieuwe gemeente Bergharen werd.

Beknopte bestuursgeschiedenis

De Bataafse omwenteling van 1795 betekende het begin van een periode van grote veranderingen op bestuurlijk en territoriaal gebied. De organisatie van de dorpsbesturen in Gelders gebied bleef echter nog gedurende een aantal jaren in veel opzichten onveranderd. Dit gold ook voor Bergharen, Hernen en Leur. Pas tegen het einde van de Bataafs-Franse tijd (1795 - 1813) trad met de invoering van de Franse bestuursorganisatie een ingrijpende wijziging op (4).
Bij het Traktaat van Parijs van 16 maart 1810 stond de koning van Holland het ten zuiden van de Waal gelegen deel van Gelderland af aan het Franse keizerrijk. Door een Keizerlijk Decreet van 26 april 1810 werd dit gebied onderdeel van het nieuwgevormde departement des Bouches du Rhin (van de Monden van de Rijn), met aan het hoofd een prefect en als hoofdstad 's-Hertogenbosch. Dit departement was onderverdeeld in drie arrondissementen: Eindhoven, 's-Hertogenbosch en Nijmegen, aan het hoofd waarvan onderprefecten werden aangesteld (5). De arrondissementen werden op hun beurt bij keizerlijk decreet van 14 mei 1810 in kantons onderverdeeld, die elk een aantal mairies (gemeenten) bevatten. Volgens dit decreet waren Hernen en Leur twee afzonderlijke gemeenten. In de praktijk echter was er van meet af aan sprake van één gemeente Hernen en Leur, een situatie die in de loop van 1811 werd geformaliseerd. Evenals de gemeente Bergharen maakte de gemeente Hernen en Leur deel uit van het kanton Wijchen (6).
Bij Keizerlijk Decreet van 8 november 1810 werd in het nieuw ingelijfde gebied per 1 januari 1811 een deel van de Franse wetgeving uitvoerbaar verklaard. Zo waren er enkele wetten die de gemeentelijke bestuursinrichting regelden. Aan het hoofd van de gemeente kwam een 'maire' te staan. In kleine gemeenten als Bergharen en Hernen en Leur werd deze bijgestaan door een 'adjoint' (adjunct), en bestond de 'conseil municipal' (gemeenteraad) uit tien leden. Alle functionarissen werden benoemd door de prefect. De nieuwe gemeentebesturen hadden slechts administratieve taken. De maire voerde de wetten en bevelen van hogerhand uit en hield toezicht op de gemeenteambtenaren. Hij was voorzitter van de gemeenteraad, maar geen lid. De raad had buiten de financiële controle over rekening en begroting slechts weinig bevoegdheden (7).
Na het vertrek van de Fransen werd bij de Grondwet van 1814 de provincie Gelderland in ere hersteld. De titel prefect werd vervangen door gouverneur; de arrondissementen heetten weer als voorheen kwartieren en de maire werd burgemeester (8). De door de Fransen ingevoerde gemeentelijke bestuursorganisatie bleef echter in hoofdzaak gehandhaafd (9). De gemeente Bergharen en de gemeente Hernen en Leur hadden vanaf 1814 dezelfde burgemeester (10).
Per 1 januari 1818 trad het reglement voor het bestuur van het platteland van Gelderland in werking. Dit verdeelde het platteland in zeventien hoofdschoutambten, die weer bestonden uit een aantal schoutambten (gemeenten). Bergharen en Hernen en Leur werden samengevoegd tot het schoutambt Bergharen, behorend tot het hoofdschoutambt Maas en Waal. Aan het hoofd van het plaatselijk bestuur stond de schout, die door de koning werd benoemd. Hij werd bijgestaan door twee assessoren, door Provinciale Staten gekozen uit de gemeenteraad. Het aantal door Provinciale Staten aangestelde raadsleden bedroeg in totaal vier. Tot de taken van de schout behoorden de uitvoering van raadsbesluiten en de handhaving van wettelijke bepalingen en verordeningen. De plaatselijke verordeningen werden vastgesteld door de gemeenteraad, die verder voornamelijk controle uitoefende op de gemeentefinanciën (11).
In 1825 kreeg het platteland van Gelderland een nieuw bestuursreglement, dat echter geen wezenlijke veranderingen bracht in de taken en bevoegdheden van de gemeentelijke bestuursorganen. Schout werd weer burgemeester, schoutambt werd nu gemeente. De burgemeester werd door de koning benoemd, de assessoren door de gouverneur en de raadsleden door Provinciale Staten. Voor kleine gemeenten als Bergharen bedroeg het aantal raadsleden zeven, inclusief burgemeester en assessoren. Geleidelijk werden de zeventien hoofdschoutambten vervangen door grotere districten met aan het hoofd een districtscommissaris. In 1837 werd uiteindelijk een nieuwe verdeling in vijf districten vastgesteld. Het hoofdschoutambt Maas en Waal, waartoe Bergharen behoorde, ging daarmee op in het district Nijmegen (12).
Met de Grondwet van 1848 en de daarop gebaseerde Gemeentewet van 1851 kwam er een einde aan de wettelijke verschillen tussen stad en platteland. De districtscommissaris als tussenpersoon tussen de plattelandsgemeenten en het provinciebestuur werd daarmee overbodig. De districten werden dan ook per 1 januari 1850 opgeheven. Elke gemeente werd nu bestuurd door een gemeenteraad, een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester. De burgemeester werd als voorheen door de koning benoemd. De leden van de gemeenteraad werden rechtstreeks door de stembevoegde mannelijke inwoners gekozen. Het kiesrecht was tot de invoering van het algemeen kiesrecht voor mannen in 1917 afhankelijk van de belastingsom die in de directe belastingen werd betaald (census). Vrouwen kregen in 1919 kiesrecht. De leden van de gemeenteraad kozen uit hun midden de wethouders. Gemeenten met minder dan drieduizend inwoners, zoals Bergharen, kregen zeven raadsleden en twee wethouders (13). Overigens deelde Bergharen zijn burgemeester regelmatig met de gemeente Horssen (14).
Bij verordening van de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied van 12 augustus 1941 werden in alle gemeenten de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders per 1 september 1941 ontbonden. Hun taken werden verenigd in de persoon van de burgemeester; de wethouders fungeerden daarbij als zijn medewerkers (15). In Bergharen vond de voorlopig laatste vergadering van zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders plaats op 29 augustus 1941 (16). De eerste vergadering van het college na de bevrijding was op 3 oktober 1944 (17). Er werd een noodraad ingesteld. Op 15 november 1945 legden de raadsleden de ambts-en zuiveringseed af (18).
Er zijn enkele malen pogingen ondernomen om de gemeente Bergharen samen te voegen met andere gemeenten (19). In 1978 sloot Bergharen met Wijchen een overeenkomst tot dienstverlening op het gebied van sociale zaken, het jaar daarop gevolgd door een overeenkomst tot dienstverlening op het gebied van gemeentewerken. Deze overeenkomsten leidden tot een algehele dienstverleningsovereenkomst tussen beide gemeenten per 1 januari 1980, waarbij de gemeente Wijchen zich verbond tot het verrichten van alle ambtelijke werkzaamheden ten behoeve van de gemeente Bergharen (20). Uiteindelijk werd per 1 januari 1984 Bergharen met Wijchen samengevoegd.

1. Inv. nr. 2014; Gorissen, Städteatlas, 13.
2. Duffhues, Moorman van Kappen en Roes, Verleden, 98 - 101.
3. Inv. nr. 2505; Manders, Maas en Waal, 81.
4. De Blécourt, Organisatie, 7-21; Gorissen, Städteatlas, 10 - 14; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 123 - 191.
5. Bulletin des Lois/Bulletin der Wetten, 4e serie, nr. 284 (26 april 1810) (exemplaar aanwezig in Het Archief te Nijmegen, archief gemeente Winssen 1810 - 1812, voorl. nr. 111); Ramaer, Fransche tijd, 78; Gorissen, Städteatlas, 14; Hendriks, Steenkamer en Mustert, Nijmegen, 58 - 62.
6. Bulletin des Lois / Bulletin der Wetten, 4e serie, nr. 288 (14 mei 1810); Gorissen, Städteatlas, 14 - 16.
7. Bulletin des Lois / Bulletin der Wetten, 4e serie, nr. 327 bis (8 november 1810); De Blécourt, Organisatie, 21 - 22; Martens van Sevenhoven, Schets, 227; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 196 - 200.
8. Bijvoegsel tot het Staatsblad, 29 maart 1814; Buurman, Schets, 38 - 39; Ramaer, Fransche tijd, 100 - 101.
9. Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 203 - 204.
10. Van Gelder, Bergharen, 12.
11. Reglement voor het plattelandsbestuur in Gelderland, 1817 (exemplaar aanwezig in Bibliotheek Arnhem, 374 B 27); De Blécourt, Organisatie, 26; Martens van Sevenhoven, Schets, 233 - 234; Gorissen, Städteatlas, 16 - 19; Buurman, Schets, 40 - 41.
12. Ramaer, Koninkrijk, 179 - 180; Martens van Sevenhoven, Schets, 234 - 236; Gorissen, Städteatlas, 20; Buurman, Schets, 41-42 en 47.
13. Staatsblad, 29 juni 1851 (nr. 85); Ramaer, Koninkrijk, 213 en 240; Gorissen, Städteatlas, 20; Buurman, Schets, 42-43; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 459-556.
14. Het Archief te Nijmegen, archieven gemeente Horssen 1810 - 1983, voorl. nr. 5025: lijst van burgemeesters van Horssen.
15. Verordnungsblatt / Verordeningenblad, 11 augustus 1941 (nr. 152).
16. Inv. nr. 1693: raad; inv. nr. 57: college.
17. Inv. nr. 60.
18. Inv. nr. 1693.
19. Inv. nr. 507; inv. nr. 1740.
20. Inv. nr. 1756.|

Geschiedenis

De kerkdorpen Bergharen, Hernen en Leur

De archieven die in deze inventaris worden beschreven beslaan de periode 1810 - 1983. Het betreft de archieven van Bergharen, Hernen en Leur, drie kerkdorpen in het rivierkleigebied van het Land van Maas en Waal, die vanaf 1818 één gemeente vormden. De grootste van de drie is van oudsher Bergharen. Van 1810-1983, het laatste jaar voor Bergharen inclusief Hernen en Leur als zelfstandige gemeente, is het aantal inwoners van de drie kerkdorpen samen meer dan verdubbeld: van ca. 1200 in 1810 naar 2471 in 1983 (1).
Gedurende een groot deel van de periode waarop deze inventaris betrekking heeft, kenden Bergharen, Hernen en Leur weinig welvaart. De inwoners waren voornamelijk werkzaam in de landbouw en veeteelt. De bevolking was overwegend katholiek. In Leur woonden naar verhouding veel protestanten (2).
De drie kerkdorpen kennen vele historische plekjes, bijvoorbeeld in de vorm van oude boerderijen. Het belangrijkste monument is het kasteel te Hernen, één van de weinige goed bewaarde middeleeuwse kastelen van Nederland. In 1940 kwam het kasteel in bezit van de Stichting Vrienden der Gelderse Kastelen, waarmee het startsein werd gegeven voor een grondige restauratie (3). Bezienswaardig in Leur zijn de Nederlands Hervormde Kerk en het Huis te Leur, dat in 1818 het eerste gemeentehuis van de nieuwe gemeente Bergharen werd.

Beknopte bestuursgeschiedenis

De Bataafse omwenteling van 1795 betekende het begin van een periode van grote veranderingen op bestuurlijk en territoriaal gebied. De organisatie van de dorpsbesturen in Gelders gebied bleef echter nog gedurende een aantal jaren in veel opzichten onveranderd. Dit gold ook voor Bergharen, Hernen en Leur. Pas tegen het einde van de Bataafs-Franse tijd (1795 - 1813) trad met de invoering van de Franse bestuursorganisatie een ingrijpende wijziging op (4).
Bij het Traktaat van Parijs van 16 maart 1810 stond de koning van Holland het ten zuiden van de Waal gelegen deel van Gelderland af aan het Franse keizerrijk. Door een Keizerlijk Decreet van 26 april 1810 werd dit gebied onderdeel van het nieuwgevormde departement des Bouches du Rhin (van de Monden van de Rijn), met aan het hoofd een prefect en als hoofdstad 's-Hertogenbosch. Dit departement was onderverdeeld in drie arrondissementen: Eindhoven, 's-Hertogenbosch en Nijmegen, aan het hoofd waarvan onderprefecten werden aangesteld (5). De arrondissementen werden op hun beurt bij keizerlijk decreet van 14 mei 1810 in kantons onderverdeeld, die elk een aantal mairies (gemeenten) bevatten. Volgens dit decreet waren Hernen en Leur twee afzonderlijke gemeenten. In de praktijk echter was er van meet af aan sprake van één gemeente Hernen en Leur, een situatie die in de loop van 1811 werd geformaliseerd. Evenals de gemeente Bergharen maakte de gemeente Hernen en Leur deel uit van het kanton Wijchen (6).
Bij Keizerlijk Decreet van 8 november 1810 werd in het nieuw ingelijfde gebied per 1 januari 1811 een deel van de Franse wetgeving uitvoerbaar verklaard. Zo waren er enkele wetten die de gemeentelijke bestuursinrichting regelden. Aan het hoofd van de gemeente kwam een 'maire' te staan. In kleine gemeenten als Bergharen en Hernen en Leur werd deze bijgestaan door een 'adjoint' (adjunct), en bestond de 'conseil municipal' (gemeenteraad) uit tien leden. Alle functionarissen werden benoemd door de prefect. De nieuwe gemeentebesturen hadden slechts administratieve taken. De maire voerde de wetten en bevelen van hogerhand uit en hield toezicht op de gemeenteambtenaren. Hij was voorzitter van de gemeenteraad, maar geen lid. De raad had buiten de financiële controle over rekening en begroting slechts weinig bevoegdheden (7).
Na het vertrek van de Fransen werd bij de Grondwet van 1814 de provincie Gelderland in ere hersteld. De titel prefect werd vervangen door gouverneur; de arrondissementen heetten weer als voorheen kwartieren en de maire werd burgemeester (8). De door de Fransen ingevoerde gemeentelijke bestuursorganisatie bleef echter in hoofdzaak gehandhaafd (9). De gemeente Bergharen en de gemeente Hernen en Leur hadden vanaf 1814 dezelfde burgemeester (10).
Per 1 januari 1818 trad het reglement voor het bestuur van het platteland van Gelderland in werking. Dit verdeelde het platteland in zeventien hoofdschoutambten, die weer bestonden uit een aantal schoutambten (gemeenten). Bergharen en Hernen en Leur werden samengevoegd tot het schoutambt Bergharen, behorend tot het hoofdschoutambt Maas en Waal. Aan het hoofd van het plaatselijk bestuur stond de schout, die door de koning werd benoemd. Hij werd bijgestaan door twee assessoren, door Provinciale Staten gekozen uit de gemeenteraad. Het aantal door Provinciale Staten aangestelde raadsleden bedroeg in totaal vier. Tot de taken van de schout behoorden de uitvoering van raadsbesluiten en de handhaving van wettelijke bepalingen en verordeningen. De plaatselijke verordeningen werden vastgesteld door de gemeenteraad, die verder voornamelijk controle uitoefende op de gemeentefinanciën (11).
In 1825 kreeg het platteland van Gelderland een nieuw bestuursreglement, dat echter geen wezenlijke veranderingen bracht in de taken en bevoegdheden van de gemeentelijke bestuursorganen. Schout werd weer burgemeester, schoutambt werd nu gemeente. De burgemeester werd door de koning benoemd, de assessoren door de gouverneur en de raadsleden door Provinciale Staten. Voor kleine gemeenten als Bergharen bedroeg het aantal raadsleden zeven, inclusief burgemeester en assessoren. Geleidelijk werden de zeventien hoofdschoutambten vervangen door grotere districten met aan het hoofd een districtscommissaris. In 1837 werd uiteindelijk een nieuwe verdeling in vijf districten vastgesteld. Het hoofdschoutambt Maas en Waal, waartoe Bergharen behoorde, ging daarmee op in het district Nijmegen (12).
Met de Grondwet van 1848 en de daarop gebaseerde Gemeentewet van 1851 kwam er een einde aan de wettelijke verschillen tussen stad en platteland. De districtscommissaris als tussenpersoon tussen de plattelandsgemeenten en het provinciebestuur werd daarmee overbodig. De districten werden dan ook per 1 januari 1850 opgeheven. Elke gemeente werd nu bestuurd door een gemeenteraad, een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester. De burgemeester werd als voorheen door de koning benoemd. De leden van de gemeenteraad werden rechtstreeks door de stembevoegde mannelijke inwoners gekozen. Het kiesrecht was tot de invoering van het algemeen kiesrecht voor mannen in 1917 afhankelijk van de belastingsom die in de directe belastingen werd betaald (census). Vrouwen kregen in 1919 kiesrecht. De leden van de gemeenteraad kozen uit hun midden de wethouders. Gemeenten met minder dan drieduizend inwoners, zoals Bergharen, kregen zeven raadsleden en twee wethouders (13). Overigens deelde Bergharen zijn burgemeester regelmatig met de gemeente Horssen (14).
Bij verordening van de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied van 12 augustus 1941 werden in alle gemeenten de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders per 1 september 1941 ontbonden. Hun taken werden verenigd in de persoon van de burgemeester; de wethouders fungeerden daarbij als zijn medewerkers (15). In Bergharen vond de voorlopig laatste vergadering van zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders plaats op 29 augustus 1941 (16). De eerste vergadering van het college na de bevrijding was op 3 oktober 1944 (17). Er werd een noodraad ingesteld. Op 15 november 1945 legden de raadsleden de ambts-en zuiveringseed af (18).
Er zijn enkele malen pogingen ondernomen om de gemeente Bergharen samen te voegen met andere gemeenten (19). In 1978 sloot Bergharen met Wijchen een overeenkomst tot dienstverlening op het gebied van sociale zaken, het jaar daarop gevolgd door een overeenkomst tot dienstverlening op het gebied van gemeentewerken. Deze overeenkomsten leidden tot een algehele dienstverleningsovereenkomst tussen beide gemeenten per 1 januari 1980, waarbij de gemeente Wijchen zich verbond tot het verrichten van alle ambtelijke werkzaamheden ten behoeve van de gemeente Bergharen (20). Uiteindelijk werd per 1 januari 1984 Bergharen met Wijchen samengevoegd.

1. Inv. nr. 2014; Gorissen, Städteatlas, 13.
2. Duffhues, Moorman van Kappen en Roes, Verleden, 98 - 101.
3. Inv. nr. 2505; Manders, Maas en Waal, 81.
4. De Blécourt, Organisatie, 7-21; Gorissen, Städteatlas, 10 - 14; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 123 - 191.
5. Bulletin des Lois/Bulletin der Wetten, 4e serie, nr. 284 (26 april 1810) (exemplaar aanwezig in Het Archief te Nijmegen, archief gemeente Winssen 1810 - 1812, voorl. nr. 111); Ramaer, Fransche tijd, 78; Gorissen, Städteatlas, 14; Hendriks, Steenkamer en Mustert, Nijmegen, 58 - 62.
6. Bulletin des Lois / Bulletin der Wetten, 4e serie, nr. 288 (14 mei 1810); Gorissen, Städteatlas, 14 - 16.
7. Bulletin des Lois / Bulletin der Wetten, 4e serie, nr. 327 bis (8 november 1810); De Blécourt, Organisatie, 21 - 22; Martens van Sevenhoven, Schets, 227; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 196 - 200.
8. Bijvoegsel tot het Staatsblad, 29 maart 1814; Buurman, Schets, 38 - 39; Ramaer, Fransche tijd, 100 - 101.
9. Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 203 - 204.
10. Van Gelder, Bergharen, 12.
11. Reglement voor het plattelandsbestuur in Gelderland, 1817 (exemplaar aanwezig in Bibliotheek Arnhem, 374 B 27); De Blécourt, Organisatie, 26; Martens van Sevenhoven, Schets, 233 - 234; Gorissen, Städteatlas, 16 - 19; Buurman, Schets, 40 - 41.
12. Ramaer, Koninkrijk, 179 - 180; Martens van Sevenhoven, Schets, 234 - 236; Gorissen, Städteatlas, 20; Buurman, Schets, 41-42 en 47.
13. Staatsblad, 29 juni 1851 (nr. 85); Ramaer, Koninkrijk, 213 en 240; Gorissen, Städteatlas, 20; Buurman, Schets, 42-43; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 459-556.
14. Het Archief te Nijmegen, archieven gemeente Horssen 1810 - 1983, voorl. nr. 5025: lijst van burgemeesters van Horssen.
15. Verordnungsblatt / Verordeningenblad, 11 augustus 1941 (nr. 152).
16. Inv. nr. 1693: raad; inv. nr. 57: college.
17. Inv. nr. 60.
18. Inv. nr. 1693.
19. Inv. nr. 507; inv. nr. 1740.
20. Inv. nr. 1756. |Van deze organisatie is nog geen beschrijving beschikbaar.}}

{{#if: |

Taken en activiteiten

|}}

{{#if: |

Organisatie

|}}

{{#if: {{#if:|locatie periode:::|}}plaatsnaam::Bergharen adres:: {{#if:|locatie in googlemaps|}}
|

Locatie

{{#if:|locatie periode:::|}}plaatsnaam::Bergharen adres:: {{#if:|locatie in googlemaps|}}
|}} {{#if: |

|}} {{#if: De kerkdorpen Bergharen, Hernen en Leur

De archieven die in deze inventaris worden beschreven beslaan de periode 1810 - 1983. Het betreft de archieven van Bergharen, Hernen en Leur, drie kerkdorpen in het rivierkleigebied van het Land van Maas en Waal, die vanaf 1818 één gemeente vormden. De grootste van de drie is van oudsher Bergharen. Van 1810-1983, het laatste jaar voor Bergharen inclusief Hernen en Leur als zelfstandige gemeente, is het aantal inwoners van de drie kerkdorpen samen meer dan verdubbeld: van ca. 1200 in 1810 naar 2471 in 1983 (1).
Gedurende een groot deel van de periode waarop deze inventaris betrekking heeft, kenden Bergharen, Hernen en Leur weinig welvaart. De inwoners waren voornamelijk werkzaam in de landbouw en veeteelt. De bevolking was overwegend katholiek. In Leur woonden naar verhouding veel protestanten (2).
De drie kerkdorpen kennen vele historische plekjes, bijvoorbeeld in de vorm van oude boerderijen. Het belangrijkste monument is het kasteel te Hernen, één van de weinige goed bewaarde middeleeuwse kastelen van Nederland. In 1940 kwam het kasteel in bezit van de Stichting Vrienden der Gelderse Kastelen, waarmee het startsein werd gegeven voor een grondige restauratie (3). Bezienswaardig in Leur zijn de Nederlands Hervormde Kerk en het Huis te Leur, dat in 1818 het eerste gemeentehuis van de nieuwe gemeente Bergharen werd.

Beknopte bestuursgeschiedenis

De Bataafse omwenteling van 1795 betekende het begin van een periode van grote veranderingen op bestuurlijk en territoriaal gebied. De organisatie van de dorpsbesturen in Gelders gebied bleef echter nog gedurende een aantal jaren in veel opzichten onveranderd. Dit gold ook voor Bergharen, Hernen en Leur. Pas tegen het einde van de Bataafs-Franse tijd (1795 - 1813) trad met de invoering van de Franse bestuursorganisatie een ingrijpende wijziging op (4).
Bij het Traktaat van Parijs van 16 maart 1810 stond de koning van Holland het ten zuiden van de Waal gelegen deel van Gelderland af aan het Franse keizerrijk. Door een Keizerlijk Decreet van 26 april 1810 werd dit gebied onderdeel van het nieuwgevormde departement des Bouches du Rhin (van de Monden van de Rijn), met aan het hoofd een prefect en als hoofdstad 's-Hertogenbosch. Dit departement was onderverdeeld in drie arrondissementen: Eindhoven, 's-Hertogenbosch en Nijmegen, aan het hoofd waarvan onderprefecten werden aangesteld (5). De arrondissementen werden op hun beurt bij keizerlijk decreet van 14 mei 1810 in kantons onderverdeeld, die elk een aantal mairies (gemeenten) bevatten. Volgens dit decreet waren Hernen en Leur twee afzonderlijke gemeenten. In de praktijk echter was er van meet af aan sprake van één gemeente Hernen en Leur, een situatie die in de loop van 1811 werd geformaliseerd. Evenals de gemeente Bergharen maakte de gemeente Hernen en Leur deel uit van het kanton Wijchen (6).
Bij Keizerlijk Decreet van 8 november 1810 werd in het nieuw ingelijfde gebied per 1 januari 1811 een deel van de Franse wetgeving uitvoerbaar verklaard. Zo waren er enkele wetten die de gemeentelijke bestuursinrichting regelden. Aan het hoofd van de gemeente kwam een 'maire' te staan. In kleine gemeenten als Bergharen en Hernen en Leur werd deze bijgestaan door een 'adjoint' (adjunct), en bestond de 'conseil municipal' (gemeenteraad) uit tien leden. Alle functionarissen werden benoemd door de prefect. De nieuwe gemeentebesturen hadden slechts administratieve taken. De maire voerde de wetten en bevelen van hogerhand uit en hield toezicht op de gemeenteambtenaren. Hij was voorzitter van de gemeenteraad, maar geen lid. De raad had buiten de financiële controle over rekening en begroting slechts weinig bevoegdheden (7).
Na het vertrek van de Fransen werd bij de Grondwet van 1814 de provincie Gelderland in ere hersteld. De titel prefect werd vervangen door gouverneur; de arrondissementen heetten weer als voorheen kwartieren en de maire werd burgemeester (8). De door de Fransen ingevoerde gemeentelijke bestuursorganisatie bleef echter in hoofdzaak gehandhaafd (9). De gemeente Bergharen en de gemeente Hernen en Leur hadden vanaf 1814 dezelfde burgemeester (10).
Per 1 januari 1818 trad het reglement voor het bestuur van het platteland van Gelderland in werking. Dit verdeelde het platteland in zeventien hoofdschoutambten, die weer bestonden uit een aantal schoutambten (gemeenten). Bergharen en Hernen en Leur werden samengevoegd tot het schoutambt Bergharen, behorend tot het hoofdschoutambt Maas en Waal. Aan het hoofd van het plaatselijk bestuur stond de schout, die door de koning werd benoemd. Hij werd bijgestaan door twee assessoren, door Provinciale Staten gekozen uit de gemeenteraad. Het aantal door Provinciale Staten aangestelde raadsleden bedroeg in totaal vier. Tot de taken van de schout behoorden de uitvoering van raadsbesluiten en de handhaving van wettelijke bepalingen en verordeningen. De plaatselijke verordeningen werden vastgesteld door de gemeenteraad, die verder voornamelijk controle uitoefende op de gemeentefinanciën (11).
In 1825 kreeg het platteland van Gelderland een nieuw bestuursreglement, dat echter geen wezenlijke veranderingen bracht in de taken en bevoegdheden van de gemeentelijke bestuursorganen. Schout werd weer burgemeester, schoutambt werd nu gemeente. De burgemeester werd door de koning benoemd, de assessoren door de gouverneur en de raadsleden door Provinciale Staten. Voor kleine gemeenten als Bergharen bedroeg het aantal raadsleden zeven, inclusief burgemeester en assessoren. Geleidelijk werden de zeventien hoofdschoutambten vervangen door grotere districten met aan het hoofd een districtscommissaris. In 1837 werd uiteindelijk een nieuwe verdeling in vijf districten vastgesteld. Het hoofdschoutambt Maas en Waal, waartoe Bergharen behoorde, ging daarmee op in het district Nijmegen (12).
Met de Grondwet van 1848 en de daarop gebaseerde Gemeentewet van 1851 kwam er een einde aan de wettelijke verschillen tussen stad en platteland. De districtscommissaris als tussenpersoon tussen de plattelandsgemeenten en het provinciebestuur werd daarmee overbodig. De districten werden dan ook per 1 januari 1850 opgeheven. Elke gemeente werd nu bestuurd door een gemeenteraad, een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester. De burgemeester werd als voorheen door de koning benoemd. De leden van de gemeenteraad werden rechtstreeks door de stembevoegde mannelijke inwoners gekozen. Het kiesrecht was tot de invoering van het algemeen kiesrecht voor mannen in 1917 afhankelijk van de belastingsom die in de directe belastingen werd betaald (census). Vrouwen kregen in 1919 kiesrecht. De leden van de gemeenteraad kozen uit hun midden de wethouders. Gemeenten met minder dan drieduizend inwoners, zoals Bergharen, kregen zeven raadsleden en twee wethouders (13). Overigens deelde Bergharen zijn burgemeester regelmatig met de gemeente Horssen (14).
Bij verordening van de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied van 12 augustus 1941 werden in alle gemeenten de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders per 1 september 1941 ontbonden. Hun taken werden verenigd in de persoon van de burgemeester; de wethouders fungeerden daarbij als zijn medewerkers (15). In Bergharen vond de voorlopig laatste vergadering van zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders plaats op 29 augustus 1941 (16). De eerste vergadering van het college na de bevrijding was op 3 oktober 1944 (17). Er werd een noodraad ingesteld. Op 15 november 1945 legden de raadsleden de ambts-en zuiveringseed af (18).
Er zijn enkele malen pogingen ondernomen om de gemeente Bergharen samen te voegen met andere gemeenten (19). In 1978 sloot Bergharen met Wijchen een overeenkomst tot dienstverlening op het gebied van sociale zaken, het jaar daarop gevolgd door een overeenkomst tot dienstverlening op het gebied van gemeentewerken. Deze overeenkomsten leidden tot een algehele dienstverleningsovereenkomst tussen beide gemeenten per 1 januari 1980, waarbij de gemeente Wijchen zich verbond tot het verrichten van alle ambtelijke werkzaamheden ten behoeve van de gemeente Bergharen (20). Uiteindelijk werd per 1 januari 1984 Bergharen met Wijchen samengevoegd.

1. Inv. nr. 2014; Gorissen, Städteatlas, 13.
2. Duffhues, Moorman van Kappen en Roes, Verleden, 98 - 101.
3. Inv. nr. 2505; Manders, Maas en Waal, 81.
4. De Blécourt, Organisatie, 7-21; Gorissen, Städteatlas, 10 - 14; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 123 - 191.
5. Bulletin des Lois/Bulletin der Wetten, 4e serie, nr. 284 (26 april 1810) (exemplaar aanwezig in Het Archief te Nijmegen, archief gemeente Winssen 1810 - 1812, voorl. nr. 111); Ramaer, Fransche tijd, 78; Gorissen, Städteatlas, 14; Hendriks, Steenkamer en Mustert, Nijmegen, 58 - 62.
6. Bulletin des Lois / Bulletin der Wetten, 4e serie, nr. 288 (14 mei 1810); Gorissen, Städteatlas, 14 - 16.
7. Bulletin des Lois / Bulletin der Wetten, 4e serie, nr. 327 bis (8 november 1810); De Blécourt, Organisatie, 21 - 22; Martens van Sevenhoven, Schets, 227; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 196 - 200.
8. Bijvoegsel tot het Staatsblad, 29 maart 1814; Buurman, Schets, 38 - 39; Ramaer, Fransche tijd, 100 - 101.
9. Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 203 - 204.
10. Van Gelder, Bergharen, 12.
11. Reglement voor het plattelandsbestuur in Gelderland, 1817 (exemplaar aanwezig in Bibliotheek Arnhem, 374 B 27); De Blécourt, Organisatie, 26; Martens van Sevenhoven, Schets, 233 - 234; Gorissen, Städteatlas, 16 - 19; Buurman, Schets, 40 - 41.
12. Ramaer, Koninkrijk, 179 - 180; Martens van Sevenhoven, Schets, 234 - 236; Gorissen, Städteatlas, 20; Buurman, Schets, 41-42 en 47.
13. Staatsblad, 29 juni 1851 (nr. 85); Ramaer, Koninkrijk, 213 en 240; Gorissen, Städteatlas, 20; Buurman, Schets, 42-43; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 459-556.
14. Het Archief te Nijmegen, archieven gemeente Horssen 1810 - 1983, voorl. nr. 5025: lijst van burgemeesters van Horssen.
15. Verordnungsblatt / Verordeningenblad, 11 augustus 1941 (nr. 152).
16. Inv. nr. 1693: raad; inv. nr. 57: college.
17. Inv. nr. 60.
18. Inv. nr. 1693.
19. Inv. nr. 507; inv. nr. 1740.
20. Inv. nr. 1756.| {{#if: * Blécourt, A.S. de. De organisatie der gemeenten gedurende de jaren 1795 - 1851. Haarlem, 1903.

  • Buurman, D.J.G. 'Schets van de opeenvolgende bestuursindelingen in Gelderland vóór de invoering van de provinciale wet van 1850'.
  • Bijdragen en mededelingen der vereniging Gelre 57 (1958), blz. 23 - 50.
  • Camps, R.L.M.M. Inventaris van de archieven van de gemeente Ewijk 1810 - 1980. In voorbereiding.
  • Duffhues, T., O. Moorman van Kappen en J. Roes. Verleden in het Land van Maas en Waal: bijdragen over 125 jaar notariaat Roes. Zwolle, 1993.
  • Gelder, J. van. Gemeente Bergharen zoals 't was 1818-1984. Bergharen, 1983.
  • Gorissen, F. Niederrheinischer Städteatlas/Geldrische Städte: 1. Heft Nimwegen. Kleve, 1956 (Publikationen der Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde, Nr. 51).
  • Heiningen, H. van. Tussen Maas en Waal: 650 jaar geschiedenis van mensen en water. Zutphen, 1972.
  • Hendriks, H.J.J., M.J. Steenkamer en A.G. Mustert. Nijmegen onder raadpensionaris, koning, keizer en souvereine vorst. Zutphen, 1971 (Geldersche Historische Reeks, nr. 2).
  • Kocken, M.J.A.V. Van stads- en plattelandsbestuur naar gemeentebestuur: proeve van een geschiedenis van ontstaan en ontwikkeling van het Nederlandse gemeentebestuur tot en met de Gemeentewet van 1851. Den Haag, 1973.
  • Manders, J.H. Het land tussen Maas en Waal. Zutphen, ca. 1976.
  • Martens van Sevenhoven, A.H. 'Schets van de geschiedenis der burgerlijke gemeenten in Gelderland vóór de invoering der gemeentewet van 1851'. Jonkheer mr. A.H. Martens van Sevenhoven: een keuze uit zijn geschriften. Arnhem, 1977
  • Ramaer, J.C. Geschiedkundige atlas van Nederland: de Fransche tijd (1795 - 1815). Den Haag, 1926.
  • Ramaer, J.C. Geschiedkundige atlas van Nederland: het koninkrijk der Nederlanden (1815 - 1931) Den Haag, 1931.
  • Roos, T. en J. de. Gemeentehuizen in Gelderland: van Aalten tot Zutphen. Arnhem / Groningen, 1995 (Werken der vereniging Gelre, nr. 46).|

Bronnen

  • Blécourt, A.S. de. De organisatie der gemeenten gedurende de jaren 1795 - 1851. Haarlem, 1903.
  • Buurman, D.J.G. 'Schets van de opeenvolgende bestuursindelingen in Gelderland vóór de invoering van de provinciale wet van 1850'.
  • Bijdragen en mededelingen der vereniging Gelre 57 (1958), blz. 23 - 50.
  • Camps, R.L.M.M. Inventaris van de archieven van de gemeente Ewijk 1810 - 1980. In voorbereiding.
  • Duffhues, T., O. Moorman van Kappen en J. Roes. Verleden in het Land van Maas en Waal: bijdragen over 125 jaar notariaat Roes. Zwolle, 1993.
  • Gelder, J. van. Gemeente Bergharen zoals 't was 1818-1984. Bergharen, 1983.
  • Gorissen, F. Niederrheinischer Städteatlas/Geldrische Städte: 1. Heft Nimwegen. Kleve, 1956 (Publikationen der Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde, Nr. 51).
  • Heiningen, H. van. Tussen Maas en Waal: 650 jaar geschiedenis van mensen en water. Zutphen, 1972.
  • Hendriks, H.J.J., M.J. Steenkamer en A.G. Mustert. Nijmegen onder raadpensionaris, koning, keizer en souvereine vorst. Zutphen, 1971 (Geldersche Historische Reeks, nr. 2).
  • Kocken, M.J.A.V. Van stads- en plattelandsbestuur naar gemeentebestuur: proeve van een geschiedenis van ontstaan en ontwikkeling van het Nederlandse gemeentebestuur tot en met de Gemeentewet van 1851. Den Haag, 1973.
  • Manders, J.H. Het land tussen Maas en Waal. Zutphen, ca. 1976.
  • Martens van Sevenhoven, A.H. 'Schets van de geschiedenis der burgerlijke gemeenten in Gelderland vóór de invoering der gemeentewet van 1851'. Jonkheer mr. A.H. Martens van Sevenhoven: een keuze uit zijn geschriften. Arnhem, 1977
  • Ramaer, J.C. Geschiedkundige atlas van Nederland: de Fransche tijd (1795 - 1815). Den Haag, 1926.
  • Ramaer, J.C. Geschiedkundige atlas van Nederland: het koninkrijk der Nederlanden (1815 - 1931) Den Haag, 1931.
  • Roos, T. en J. de. Gemeentehuizen in Gelderland: van Aalten tot Zutphen. Arnhem / Groningen, 1995 (Werken der vereniging Gelre, nr. 46).

|}} |}}

{{#if: De kerkdorpen Bergharen, Hernen en Leur

De archieven die in deze inventaris worden beschreven beslaan de periode 1810 - 1983. Het betreft de archieven van Bergharen, Hernen en Leur, drie kerkdorpen in het rivierkleigebied van het Land van Maas en Waal, die vanaf 1818 één gemeente vormden. De grootste van de drie is van oudsher Bergharen. Van 1810-1983, het laatste jaar voor Bergharen inclusief Hernen en Leur als zelfstandige gemeente, is het aantal inwoners van de drie kerkdorpen samen meer dan verdubbeld: van ca. 1200 in 1810 naar 2471 in 1983 (1).
Gedurende een groot deel van de periode waarop deze inventaris betrekking heeft, kenden Bergharen, Hernen en Leur weinig welvaart. De inwoners waren voornamelijk werkzaam in de landbouw en veeteelt. De bevolking was overwegend katholiek. In Leur woonden naar verhouding veel protestanten (2).
De drie kerkdorpen kennen vele historische plekjes, bijvoorbeeld in de vorm van oude boerderijen. Het belangrijkste monument is het kasteel te Hernen, één van de weinige goed bewaarde middeleeuwse kastelen van Nederland. In 1940 kwam het kasteel in bezit van de Stichting Vrienden der Gelderse Kastelen, waarmee het startsein werd gegeven voor een grondige restauratie (3). Bezienswaardig in Leur zijn de Nederlands Hervormde Kerk en het Huis te Leur, dat in 1818 het eerste gemeentehuis van de nieuwe gemeente Bergharen werd.

Beknopte bestuursgeschiedenis

De Bataafse omwenteling van 1795 betekende het begin van een periode van grote veranderingen op bestuurlijk en territoriaal gebied. De organisatie van de dorpsbesturen in Gelders gebied bleef echter nog gedurende een aantal jaren in veel opzichten onveranderd. Dit gold ook voor Bergharen, Hernen en Leur. Pas tegen het einde van de Bataafs-Franse tijd (1795 - 1813) trad met de invoering van de Franse bestuursorganisatie een ingrijpende wijziging op (4).
Bij het Traktaat van Parijs van 16 maart 1810 stond de koning van Holland het ten zuiden van de Waal gelegen deel van Gelderland af aan het Franse keizerrijk. Door een Keizerlijk Decreet van 26 april 1810 werd dit gebied onderdeel van het nieuwgevormde departement des Bouches du Rhin (van de Monden van de Rijn), met aan het hoofd een prefect en als hoofdstad 's-Hertogenbosch. Dit departement was onderverdeeld in drie arrondissementen: Eindhoven, 's-Hertogenbosch en Nijmegen, aan het hoofd waarvan onderprefecten werden aangesteld (5). De arrondissementen werden op hun beurt bij keizerlijk decreet van 14 mei 1810 in kantons onderverdeeld, die elk een aantal mairies (gemeenten) bevatten. Volgens dit decreet waren Hernen en Leur twee afzonderlijke gemeenten. In de praktijk echter was er van meet af aan sprake van één gemeente Hernen en Leur, een situatie die in de loop van 1811 werd geformaliseerd. Evenals de gemeente Bergharen maakte de gemeente Hernen en Leur deel uit van het kanton Wijchen (6).
Bij Keizerlijk Decreet van 8 november 1810 werd in het nieuw ingelijfde gebied per 1 januari 1811 een deel van de Franse wetgeving uitvoerbaar verklaard. Zo waren er enkele wetten die de gemeentelijke bestuursinrichting regelden. Aan het hoofd van de gemeente kwam een 'maire' te staan. In kleine gemeenten als Bergharen en Hernen en Leur werd deze bijgestaan door een 'adjoint' (adjunct), en bestond de 'conseil municipal' (gemeenteraad) uit tien leden. Alle functionarissen werden benoemd door de prefect. De nieuwe gemeentebesturen hadden slechts administratieve taken. De maire voerde de wetten en bevelen van hogerhand uit en hield toezicht op de gemeenteambtenaren. Hij was voorzitter van de gemeenteraad, maar geen lid. De raad had buiten de financiële controle over rekening en begroting slechts weinig bevoegdheden (7).
Na het vertrek van de Fransen werd bij de Grondwet van 1814 de provincie Gelderland in ere hersteld. De titel prefect werd vervangen door gouverneur; de arrondissementen heetten weer als voorheen kwartieren en de maire werd burgemeester (8). De door de Fransen ingevoerde gemeentelijke bestuursorganisatie bleef echter in hoofdzaak gehandhaafd (9). De gemeente Bergharen en de gemeente Hernen en Leur hadden vanaf 1814 dezelfde burgemeester (10).
Per 1 januari 1818 trad het reglement voor het bestuur van het platteland van Gelderland in werking. Dit verdeelde het platteland in zeventien hoofdschoutambten, die weer bestonden uit een aantal schoutambten (gemeenten). Bergharen en Hernen en Leur werden samengevoegd tot het schoutambt Bergharen, behorend tot het hoofdschoutambt Maas en Waal. Aan het hoofd van het plaatselijk bestuur stond de schout, die door de koning werd benoemd. Hij werd bijgestaan door twee assessoren, door Provinciale Staten gekozen uit de gemeenteraad. Het aantal door Provinciale Staten aangestelde raadsleden bedroeg in totaal vier. Tot de taken van de schout behoorden de uitvoering van raadsbesluiten en de handhaving van wettelijke bepalingen en verordeningen. De plaatselijke verordeningen werden vastgesteld door de gemeenteraad, die verder voornamelijk controle uitoefende op de gemeentefinanciën (11).
In 1825 kreeg het platteland van Gelderland een nieuw bestuursreglement, dat echter geen wezenlijke veranderingen bracht in de taken en bevoegdheden van de gemeentelijke bestuursorganen. Schout werd weer burgemeester, schoutambt werd nu gemeente. De burgemeester werd door de koning benoemd, de assessoren door de gouverneur en de raadsleden door Provinciale Staten. Voor kleine gemeenten als Bergharen bedroeg het aantal raadsleden zeven, inclusief burgemeester en assessoren. Geleidelijk werden de zeventien hoofdschoutambten vervangen door grotere districten met aan het hoofd een districtscommissaris. In 1837 werd uiteindelijk een nieuwe verdeling in vijf districten vastgesteld. Het hoofdschoutambt Maas en Waal, waartoe Bergharen behoorde, ging daarmee op in het district Nijmegen (12).
Met de Grondwet van 1848 en de daarop gebaseerde Gemeentewet van 1851 kwam er een einde aan de wettelijke verschillen tussen stad en platteland. De districtscommissaris als tussenpersoon tussen de plattelandsgemeenten en het provinciebestuur werd daarmee overbodig. De districten werden dan ook per 1 januari 1850 opgeheven. Elke gemeente werd nu bestuurd door een gemeenteraad, een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester. De burgemeester werd als voorheen door de koning benoemd. De leden van de gemeenteraad werden rechtstreeks door de stembevoegde mannelijke inwoners gekozen. Het kiesrecht was tot de invoering van het algemeen kiesrecht voor mannen in 1917 afhankelijk van de belastingsom die in de directe belastingen werd betaald (census). Vrouwen kregen in 1919 kiesrecht. De leden van de gemeenteraad kozen uit hun midden de wethouders. Gemeenten met minder dan drieduizend inwoners, zoals Bergharen, kregen zeven raadsleden en twee wethouders (13). Overigens deelde Bergharen zijn burgemeester regelmatig met de gemeente Horssen (14).
Bij verordening van de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied van 12 augustus 1941 werden in alle gemeenten de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders per 1 september 1941 ontbonden. Hun taken werden verenigd in de persoon van de burgemeester; de wethouders fungeerden daarbij als zijn medewerkers (15). In Bergharen vond de voorlopig laatste vergadering van zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders plaats op 29 augustus 1941 (16). De eerste vergadering van het college na de bevrijding was op 3 oktober 1944 (17). Er werd een noodraad ingesteld. Op 15 november 1945 legden de raadsleden de ambts-en zuiveringseed af (18).
Er zijn enkele malen pogingen ondernomen om de gemeente Bergharen samen te voegen met andere gemeenten (19). In 1978 sloot Bergharen met Wijchen een overeenkomst tot dienstverlening op het gebied van sociale zaken, het jaar daarop gevolgd door een overeenkomst tot dienstverlening op het gebied van gemeentewerken. Deze overeenkomsten leidden tot een algehele dienstverleningsovereenkomst tussen beide gemeenten per 1 januari 1980, waarbij de gemeente Wijchen zich verbond tot het verrichten van alle ambtelijke werkzaamheden ten behoeve van de gemeente Bergharen (20). Uiteindelijk werd per 1 januari 1984 Bergharen met Wijchen samengevoegd.

1. Inv. nr. 2014; Gorissen, Städteatlas, 13.
2. Duffhues, Moorman van Kappen en Roes, Verleden, 98 - 101.
3. Inv. nr. 2505; Manders, Maas en Waal, 81.
4. De Blécourt, Organisatie, 7-21; Gorissen, Städteatlas, 10 - 14; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 123 - 191.
5. Bulletin des Lois/Bulletin der Wetten, 4e serie, nr. 284 (26 april 1810) (exemplaar aanwezig in Het Archief te Nijmegen, archief gemeente Winssen 1810 - 1812, voorl. nr. 111); Ramaer, Fransche tijd, 78; Gorissen, Städteatlas, 14; Hendriks, Steenkamer en Mustert, Nijmegen, 58 - 62.
6. Bulletin des Lois / Bulletin der Wetten, 4e serie, nr. 288 (14 mei 1810); Gorissen, Städteatlas, 14 - 16.
7. Bulletin des Lois / Bulletin der Wetten, 4e serie, nr. 327 bis (8 november 1810); De Blécourt, Organisatie, 21 - 22; Martens van Sevenhoven, Schets, 227; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 196 - 200.
8. Bijvoegsel tot het Staatsblad, 29 maart 1814; Buurman, Schets, 38 - 39; Ramaer, Fransche tijd, 100 - 101.
9. Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 203 - 204.
10. Van Gelder, Bergharen, 12.
11. Reglement voor het plattelandsbestuur in Gelderland, 1817 (exemplaar aanwezig in Bibliotheek Arnhem, 374 B 27); De Blécourt, Organisatie, 26; Martens van Sevenhoven, Schets, 233 - 234; Gorissen, Städteatlas, 16 - 19; Buurman, Schets, 40 - 41.
12. Ramaer, Koninkrijk, 179 - 180; Martens van Sevenhoven, Schets, 234 - 236; Gorissen, Städteatlas, 20; Buurman, Schets, 41-42 en 47.
13. Staatsblad, 29 juni 1851 (nr. 85); Ramaer, Koninkrijk, 213 en 240; Gorissen, Städteatlas, 20; Buurman, Schets, 42-43; Kocken, Stads- en plattelandsbestuur, 459-556.
14. Het Archief te Nijmegen, archieven gemeente Horssen 1810 - 1983, voorl. nr. 5025: lijst van burgemeesters van Horssen.
15. Verordnungsblatt / Verordeningenblad, 11 augustus 1941 (nr. 152).
16. Inv. nr. 1693: raad; inv. nr. 57: college.
17. Inv. nr. 60.
18. Inv. nr. 1693.
19. Inv. nr. 507; inv. nr. 1740.
20. Inv. nr. 1756.|

Verantwoording

{{#if: H. Trapman|Inleiding van de toegang op het archief door H. Trapman.|}} {{#if:2005|(2005)|}}

|}}


{{#if: 1.1 Bestuursinstellingen| |}} {{#if: | [[Categorie:]] |}} {{#if: | [[Categorie:]] |}} {{#if: | [[Categorie:]] |}}

{{#if:870| |}}