Rechtspleging in de achttiende eeuw: een voorbeeld

Uit Het Digitale Huis
Versie door Admin (overleg | bijdragen) op 2 aug 2023 om 17:04 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Let op: deze website is momenteel onder constructie. Helaas zullen hierdoor niet alle pagina's naar behoren functioneren. Onze excuses voor het ongemak!

Uit officiële archiefstukken blijkt dat het er in de achttiende eeuw niet zachtzinnig aan toeging. Het volgende verhaal illustreert dit. In een crimineel protocol van 1767 staat vermeld, dat op 23 september 1766 in een rijswaard, een met rijshout begroeid buitendijks stuk land, het lijk van een vrouw - Catharina Nuye - was gevonden. Met uitzondering van hemd en borstrok had zij geen kleding meer aan. Het onderzoek wees uit dat het lijk van de uiterwaard naar het rijswaardje was gesleept. Als verdachte werd haar man, Jan Berends Volmers, gearresteerd. Hij bleef, ondanks alles wat in zijn richting wees, hardnekkig ontkennen. Het Nijmeegse schepengericht vond dat er voldoende bewijs was om hem te onderwerpen aan ‘de torture en scherpe examinatie’, de pijnbank dus. Jan bekende ten slotte de moord gepleegd te hebben en werd veroordeeld tot de doodstraf. Op de plaats waar executies werden voltrokken werd hij, als afschrikwekkend voorbeeld, door de scherprechter aan een houten kruis gebonden, waarna met een ijzeren koevoet met één slag eerst de borst en toen zijn linker– en rechterribben werden gebroken. Daarna werd zijn hoofd met een ijzeren bijl afgehakt. Zijn lijk werd vervolgens tentoongesteld: zijn onthoofde lichaam werd met ketenen aan een paal geklonken, zijn hoofd op een ijzeren pin daarboven.

Bronnen

Regionaal Archief Nijmegen, Wetenschappelijke correspondentie, inv.nr. 625-040 (z.j.).


Commentaar

<comments hideForm="false"/> of, lees de overige commentaren ...