Het Burger-cholera-ziekenhuis was een tijdelijke instelling, opgericht door de geneeskundige commissie als direct gevolg van een cholera-epidemie in 1832.
Zoals veel steden heeft ook Nijmegen in de eerste helft van de negentiende eeuw te lijden van cholera- en typhusepidemieën. Vaccinatieprogramma's voor kinderen worden uitgevoerd. In de periode 1840-1850 worden 3075 kinderen gevaccineerd, van wie 2575 gratis[1]. Het is een algemeen bekend gegeven uit de literatuur dat deze epidemieën een belangrijke aanzet zijn geweest tot het verbeteren van de geneeskundige zorg. Daarom heeft de maatschappelijke en bestuurlijke elite de rol van de overheid op het terrein van de gezondheidszorg niet willen beperken tot die van de controlerende nachtwaker. In Nijmegen, waar al een militair hospitaal is, ziet het stadsbestuur al in het begin van de periode 1816-1824 de noodzaak in van een burgerziekenhuis. Toch duurt het nog tot 1832 eer er een eerste ziekenhuis komt[2]. Als direct gevolg van de cholera-epidemie van dat jaar komt er in het voormalige klooster Bethlehem aan de Hessenberg een 'burger-cholera-ziekenhuis', een initiatief van de geneeskundige commissie[3]. Dit ziekenhuis is echter een tijdelijke instelling. Tot 1850 duurt het tot op permanentere voet ziekenhuizen verrijzen. In dat jaar komt er zowel een rooms-katholiek als een protestants ziekenhuis[4].
Bewerking van de resultaten van onderzoek, gedaan in de jaren 1994-1996, naar lokaal bestuur en gemeentelijke overheid in Nijmegen door Lisette Kuijper (Regionaal Archief Nijmegen, 2010)