Algemene gegevens | |
---|---|
Naam : | Dienst Bouw- en Woningtoezicht |
Andere naam (namen): |
|
Bestaansperiode: | 1915 - 1949 |
Rechtsvorm: | |
Voorganger(s): |
|
Opvolger(s): |
|
Hoger orgaan: |
|
Archief | |
Het archief van deze organisatie is in beheer bij het Regionaal Archief Nijmegen. De toegang met de beschrijving van de stukken is bereikbaar via deze link: | |
![]() Naar beschrijving archief |
Tot ver in de negentiende eeuw tijd hield de overheid zich afzijdig van de persoonlijke woonomstandigheden, de hygiëne en gezondheid van haar burgers. Wel stelde het stadsbestuur al in eeuwen lang bouwschriften op om de algemene veiligheid te vergroten en direct gevaar voor de omgeving te voorkomen. In de negentiende eeuw drongen gemeentelijke gezondheidscommissies er bij het gemeentebestuur – vaak tevergeefs – op aan om het woon- en leefklimaat te verbeteren.
Pas met de ontmanteling van de vesting en de uitbreiding van de stad, vanaf circa 1879, traden enige verbeteringen op. Er kwamen bouwverordeningen die minimummaten voor de inhoud van vertrekken en de oppervlakte van ramen voorschreven. In 1893 breidde de gemeente op aandringen van de Gezondheidscommissie de regelgeving voor de ‘bouwpolitie’ uit: er kwamen nu ook voorschriften voor ‘den afvoer van faecaliën en huiswater en de inrichting van de daarvoor bestemde putten’.
In de Woningwet van 1901 werd geregeld dat de landelijke overheid algemene regels opstelde. Uitbreidingsplannen moesten op hoger niveau (door Gedeputeerde Staten) worden goedgekeurd en gemeenten kregen meer mogelijkheden om over te gaan tot onbewoonbaarverklaring, ontruiming en sloop. Verder bepaalde de wet in welke mate het Rijk en de gemeenten financieel moesten bijdragen aan de verbetering van de volkshuisvesting. De gemeente Nijmegen stelde naar aanleiding hiervan een nieuwe bouwverordening vast op 1 augustus 1903.
Binnen de dienst Gemeentewerken werd in 1906 een afdeling voor bouw- en woningtoezicht gevormd en bij besluit van 20 juni 1914 stelde de gemeenteraad per 1 januari 1915 een inspecteur van Bouw- en Woningtoezicht in.
De dienst voor Bouw- en Woningtoezicht was per 1 januari 1915 een feit. Het vier man tellende personeel was afkomstig van de dienst Gemeentewerken. In de volgende jaren groeide het aantal medewerkers langzaam. In 1948 werd het aantal personeelsleden uitgebreid van tien naar 16 en in 1949 naar 27 door de overname van wederopbouwwerkzaamheden.
Per 1 oktober 1949 werd de dienst Bouw- en Woningtoezicht opgeheven. Zij ging deel uitmaken van de nieuwe dienst Publieke Werken en Volkshuisvesting.
De dienst had diverse taken:
Het personeel bestond in 1914 uit een inspecteur en drie opzichters. Een jaar later kwam daar een schrijver bij voor het administratieve werk. In 1918 bestond de dienst uit een inspecteur, drie opzichters en twee klerken derde klas. In 1919 werd de titel ‘inspecteur’ vervangen door ‘directeur’ en werden de opzichters ‘technisch ambtenaren’. Een van de ambtenaren werd tot hoofdopzichter benoemd. Bij de directeur van bouw- en woningtoezicht berustte tevens de leiding over de brandweer. Zo bleef het toezicht op bouwen en wonen een verband houden met de algemene veiligheid.
1915-1940:Nijmegen Ridderstraat 23 locatie in googlemaps
1940-1941:Nijmegen Hertogstraat 46 locatie in googlemaps
1941-1949:Nijmegen Waldeck Pyrmontsingel 14-16 locatie in googlemaps
Inleiding van de toegang op het archief door M.M.M. de Mol/H. Rullmann en H. Roodenburg. (1981 en 2016)