Algemene gegevens | |
---|---|
Naam : | Kamer van Arbeid voor de Voedings- en Genotmiddelen |
Andere naam (namen): |
|
Bestaansperiode: | 1899 - 1922 |
Rechtsvorm: | |
Voorganger(s): |
|
Opvolger(s): |
|
Hoger orgaan: |
|
Archief | |
Het archief van deze organisatie is in beheer bij het Regionaal Archief Nijmegen. De toegang met de beschrijving van de stukken is bereikbaar via deze link: | |
![]() Naar beschrijving archief |
De verhouding tussen werkgevers en werknemers kwam in de late negentiende eeuw steeds meer onder druk te staan. Op 1 februari 1898 werd de Wet op de Kamers van Arbeid van kracht. Hieruit voortvloeiend werden in grotere gemeenten voor één of meerdere aanwezige bedrijfstakken Kamers opgericht om de goede verstandhouding tussen werkgevers (‘patroons’) en werknemers te bevorderen en de overheid te adviseren over economische en sociale kwesties. De minister van Arbeid beval de stad aan om twee Kamers op te richten: één voor de bouwbedrijven en één voor de voedings- en genotmiddelen.
De Kamer van Arbeid voor de Voedings- en Genotmiddelen te Nijmegen werd opgericht bij Koninklijk Besluit van 24 november 1899, nr. 32.
Na ongeveer twintig jaar werd landelijk geconstateerd dat de Kamers van Arbeid een mislukking waren. Een gebrek aan bevoegdheden, een chaotische wijze van advisering aan de regering en weinig vraag naar de aangeboden diensten – mede door de opkomst van de vakbeweging en werkgeversorganisaties – waren belangrijke oorzaken daarvoor. Op 24 november 1922 werd de wet van kracht waarmee de Kamers van Arbeid per 1 januari 1923 werden opgeheven.
De Kamer van Arbeid verzamelde inlichtingen voor het Centraal Bureau voor de Statistiek over het loon en de arbeidsduur bij de volgende instellingen: boek- en courantdrukkerijen, zeepfabrieken, fabrieken voor herenbovenkleding-, damesbovenkleding- en maatwerkconfectie, was- en strijkinrichtingen, papierfabrieken, boekbinderijen, brood-, beschuit- en banketbakkerijen, zuivelfabrieken en melkerijinrichtingen, kunstboterfabrieken, tabakskerverijen en sigarenfabrieken.
Ook verzamelde de Kamer gegevens over vakopleidingen, vakorganisaties, arbeidsverhoudingen en de algemene toestand in voornoemde bedrijfstakken. Verder had deze een rol in het adviseren van de gemeente over arbeidswetgeving, het adviseren van werkgevers en werknemers over arbeidsovereenkomsten en in het bijleggen van geschillen over arbeidsvoorwaarden.
De Kamer bestond uit negen leden: vier patroons en vijf werklieden. Het bestuur had twee voorzitters en twee bestuursleden (een patroon en een werkman in elke functie) en een secretaris.
1899-1922:Nijmegen
Inleiding van de toegang op het archief door Hylke Roodenburg. (2019)