Het Ziekenhuis van het R.K. Parochiaal Armbestuur, later Canisiusziekenhuis geheten, is gesticht in 1850 als een bijzonder ziekenhuis. In 1974 fuseerde het met het protestantse Wilhelminaziekenhuis in het Canisius-Wilhelminaziekenhuis (CWZ).
Tot 1850 duurt het tot op permanentere voet ziekenhuizen verrijzen. In dat jaar komt er zowel een rooms-katholiek als een protestants ziekenhuis. Een stadsziekenhuis is er dan nog niet. Het Rooms-katholieke ziekenhuis werd in 1850 geopend op de hoek van de Pauwelstraat en de Houtmarkt door het Rooms Katholiek Parochiaal Armbestuur. De patiënten werden verzorgd door de Tilburgse Zusters van Liefde. In 1866 verhuisde het ziekenhuis, nu vernoemd naar de Nijmeegse jezuïet Petrus Canisius, naar nieuwbouw aan de Doddendaal. Twintig jaar later verrees achter het oude pand een nieuw hoofdgebouw aan de Houtstraat. Ruimtegebrek bleef het ziekenhuis echter achtervolgen. In 1922 werd aan de rand van de stad, in de St. Annastraat, begonnen met nieuwbouw ontworpen door Eduard Cuypers. Op 18 mei 1926 werd het nieuwe Canisiusziekenhuis geopend. De Maastrichtse Zusters Onder de Bogen namen nu de zorg voor de patiënten op zich. Het ziekenhuis werd daarna vele malen uitgebreid. In 1974 fuseerde het katholieke Canisiusziekenhuis met het protestantse Wilhelminaziekenhuis, gevestigd aan de Dr. Claas Noorduijnstraat. Het Canisius-Wilhelminaziekenhuis (CWZ) betrok in 1992 een nieuw pand aan de Weg door Jonkerbos. Het oude Canisiusziekenhuis aan de Sint Annastraat werd gesloopt.
Een eigen gemeentelijk ziekenhuis is er in de 19e eeuw dan wel niet gekomen, toch zouden zonder de gemeente de beide ziekenhuizen heel wat inkomsten zijn misgelopen. Via een subsidie aan het Burgerlijk Armbestuur betaalt de gemeente voor behoeftigen de verpleging in de ziekenhuizen. In 1882 wordt voor een andere constructie gekozen: het Burgerlijk Armbestuur betaalt jaarlijks een vaste som aan de ziekenhuizen. Dit bedrag loopt met de jaren op en geeft aanleiding tot controversen tussen de gemeente en Gedeputeerde Staten die de begrotingen van de gemeente moeten goedkeuren. Als in 1901 de contracten met de ziekenhuizen aflopen en de gemeente een hoger verpleegbedrag per dag voor de door het Burgerlijk Armbestuur gereserveerde bedden moet gaan betalen, gaan Gedeputeerde Staten daarmee niet akkoord. Zij stellen voor een eigen gemeenteziekenhuis te stichten. De gemeente kan met cijfers aantonen dat het RK en protestants ziekenhuis in vergelijking met de ziekenhuizen in andere grote steden zelfs goedkoop zijn. Na deze toelichting verzetten Gedeputeerde Staten zich niet tegen de verhoging van de gemeentelijke subsidie aan het Burgerlijk Armbestuur.[1]
Bijzondere steun verleent de gemeente aan het RK ziekenhuis in het begin van de 20e eeuw. Op 10 maart 1917 besluit de raad een subsidie te verlenen voor een nieuw te bouwen Canisiusziekenhuis ten bedrage van 25% van de stichtingskosten.[2] Een dergelijke bijdrage is een teken dat de geneeskundige zorg niet langer als enkel armenzorg wordt opgevat door de gemeente.
Bewerking van de resultaten van onderzoek, gedaan in de jaren 1994-1996, naar lokaal bestuur en gemeentelijke overheid in Nijmegen door Lisette Kuijper (Regionaal Archief Nijmegen, 2010)